VorigeII.1Volgende

Inhoud van deze pagina

Willem Langedijk / IJpelaan en Maritge Pieters

Willem Langedijk / IJpelaan, zoon van *Jacob en *Ette, zie I.1, geboren ca. 1560, overleden ca. 1635, ca. 75 jaar oud.

In 1600 wordt hij eenmalig Langedijk genoemd, vanaf 1602 IJpelaan.

Willem Jacobsz. trouwt ca. 1580 Maritje Pieters.

Op 24 januari 1589 verkoopt Willem IJsbrantsz., burger van Amsterdam, aan Lauris Pietersz., burger van en wonende te Alkmaar, een croft land dat in gebruik is van Brantgen Claes Niels, wonende in de Nieuwpoort. Het land ligt in Heiloo en wordt belend ten noorden door het land van Lauris Pietersz., voornoemd, ten zuiden door het land van Willem Jacobsz., wonende op Nieuburchs zaet (1) te Heiloo, ten westen door de Holleweg [toen het verlengde van de Westerweg] en ten oosten door de Herenweg. Dit perceel lag dus ten noorden van het Witte Kerkje. Willem IJsbrantsz. belooft het land zonder kosten of plichten over te dragen terwijl Lauris Pietersz. toezegt alle toekomstige lasten en plichten op zich te nemen.
Met Nieuburchs zaet wordt een hoeve bij Nieuburch bedoeld; deze naam Nieuburch verschijnt dus in 1589 vóór de naam Ypelaen van datzelfde huis. De familienaam, IJpelaan, verschijnt in schrift voor het eerst in 1602, zodat de familienaam in schrift ouder is dan diezelfde naam voor dat huis :

« Wij Fredericq Reyersz schout tot Heilo en Oesdom Cornelis Garbrantsz ende Rem Janssz
Schepenen aldaer Oirconden en duen te wetenne, dat voor ons gecomen is Willem IJsbrantssz burger der stad Amstelredam
[m]e
en bekende wel ende deuchdelicken vercost te hebben vercoopt en opdraecht mit desen tot enen vrijen eijgendomme Lauris Pieterssz
al
[ia]s Lou Mes inwonen[de] burger der stede van Alcmaer een crofgen lants daer bruijcker van es enen Brantgen Claes Niels
wonend
[e] in de nieu poort groot omtrent vierdalf wand [= oppervlaktemaat, 1 wand = ca 130 roeden hondsbossche maat van 800 roe per morgen van ongeveer 0,8 hectare] of zo groot en cleijn alst bueren en[de] lendens bekennen bij den hoop zonder maet
gelegen onder banne van heijloo bezuijden Alcmaer Blincken en bewesten den Heren Wech belent ant zuijden van Willem Jacobssz wonend
[e]
op Nieuburchs zaet
[=hoef] tot heijloo ant West die hollewech ant noorden van Louris Claesz wonend inden nieupoort ende ant oost van
Heren Wech van welcke voorn
[oemde]vercopinge en opdrachte de voorn[oemde] Willem IJsbrantsz hem bekenden bij handen van den voorn[oemde] Lauris
Piettersz al voldaen en wel betaelt te zijne de lesten penning mette eersten Quijtsscheldende en bedanckend hieromme
den voorn
[oemde] Lauris Piettersz ter cause van voorn[oemde] vercopinge en opdrachte mitsgaders allen anderen dees aangaen[de] nu en ten ewigen
dagen belovend voorts den voorn
[oemde] Lauris pietersz zijnen erven en nacomelingen dat voorn[oemd] crofgen lants tWelck hij hem vrij
van als gelijck bueren en lendens binnen den banne van heijlo vercoft en opgedragen hadden, van als te vrijen ende te waren
gelijck men vrij lant binnen den banne van heijlo schuldich zijn en behoren te vrijen en te waren. Stellend zijn p
[er]soon mitsgaders
alse zijn eijgner erven en nacommelingen roeren
[de] onroeren[de] leggende drijvend[e] en staende goederen actien ende crediten so jegen-
woordige als toecomend geen ter werelt buijten gehouden tot enen so generalen als specialen onderpande omme alle
gebreck so van bevrijdinge in manieren als voren mitsgaders costen van rechtplegingen ende anders so daer tenigertijt enige om
[m]e
quamen te vallen onvermindert de principale waernisse voorn
[oem]t als custinge wilkeur maecsel of heerlicke schulden met
heerl
[icke] en reale executie so vanden hove van hollant als andere hoven rechten en[de] rechteren so vanden vanden[sic!] voorn[oemde] Lauris Pietterssz
zijnen erven naecomelingen als rechtel
[ijcken] actie van henl[ieden] daertoe overhelpenden te mogen verhaelt worden Ontseggen[de] voor hem
zijnen erven en
[de] naecomelingen alle behulpelickheden van rechten practijcken lose nieuwe vonden privilegien gratien en respiten
van enige heren o
[f] vrouwen ofte overicheijt contrarie desen t’enigertijt o[f] enige saken gegunt en[de] gegeven of noch te gun[n]en
en te geven Versochte noch boven alle desen om allen hoven heren rechten en
[de] rechteren dat men hem zijnen erven
en
[de] nacomelingen in alle wes voors[chreven] is willen condemneren In kennisse van desen hebbe ick Fredericq Reijerssz
Schout voorn
[oem]t int bij wesen van mijne schepenen voorn[oem]t dit tot alle meerder kennisse ontrent den
zegel getekent hebbe mijn gewoonl
[ijcken] zegel [de twee schepenen beschikten namelijk niet over een zegel, zegt schout Fredericq Reyersz in een eerdere akte] hier an gehangen den xiiijen Januarij anno xvc negen en[de]
tachtich stilo scribendi novo
[nieuwe schrijfstijl] Cornelis [merk] Gerbrantsz […] R[em] Jansz. »

Daaraan is bevestigd de volgende borg voor Willem IJsbrantsz., enkele dagen eerder opgemaakt te Amsterdam :

« Wij Cornelis Sijmons zoon van heemskerck en de Bartholt Cromholt schepenen in
Amstelredam
[m]e Oirconden en [?] [?] voor ons quamen d’eersaeme
Egbert Roeloffs zoon oud Burgemeester ter deser stede en Cornelis Pietersz
zoon cruijdenier In de Cater Ende hebben hen tesamen als een voor all
principalen sonder eenige schultdeelinge borgen
[?] geconstitueerd als sij hen
constitueren bij desen borgen voir Willem IJsbrantsz poorter der deeser stede
voor de bevrijdinge vant landt inde quystscheldinge daerdeun desen
onse brieve gesteecken en de getranfigeert es en gementioneert hyer
voir verbindende alle heuren goeden roerende als de onroerende present
end toecomende, sonder arch ende list in oirconde desen briefve
gesegelt met onser segelen gegeven den negentienden dach in Januari »

[rest onzichtbaar op de kopie] (2).

Willem Jacobsz wordt vermeld in 1593, mogelijk met een broer Ponciaen, zie onder I.1.

Willem Jacobsz. IJpelaan doet in 1608 afstand van het voogdijschap over het kind van Aris Wilboortsz. :

« Rolle den xix Decemb[er] 1608.
Comp
[areer]de in gespannen[?] vierschaeren[?]
Willem Jacobsz ijpenlaen als voocght
van het naegelate weeskindt van
Aris wilboortsz., ende welcke
van zijne voochdijgschap heeft
gherenuncheert, en afstandt gedaen
ome
[?] even[?] eenre anderen van
nu vooraen bedient en geadmi-
nistreert te worden, zullcx ene
vrunden
[?] nae gelegenheijt derselven
oirbaereijn beuinden
[?] zullen ze be[?]
[?] Ponzijaen Janesz[oon]. Jan Corn[eli]sz. croonen
burgh, Claes van Mors Pieter Dircxsz.
groot en Claes Jacopsz. cranenbrouck, In
kennisse van mij Gerten
[?] J[?] van ps[?]gen[?] [?] » (3).

Van Willem IJpelaan en Maritge Pieters bestaan drie testamenten.

Het eerste testament luidt :

« Codicille 132
Indename des heere amen bij desen publ
[icque]
Instrumente zij eene ijder cont en openbaer
dat in de jare van der geboortenissen desselffe
ons heere en salicq makend Jesu Christi
sestienhondert en veerthien inde XII qudictie
des XXIe dach januarij Compareerde voor
mij ondergeschreven publ
[icque] not[ari]s bij de hove
van hollant geadmitteert binnen der stede
Alcmaer resideren, in kennisse van getuijgen
naegenoempt, Willem jacobsz ijpelaen buijer-
man tot heijloo mij notaris wel bekent gaen
en staende sijn verstandt redenen en memorie
wel hebbend en gebruijcken als claerlick bleeck
d’welcke aenmerckende des menschen leven
cortheijt opter aerde, de sekerheijt des
doots en d’onsekerheijt van den ure vandien
willende d’selve soo veelen doenes is voor
come met dispositie zijns willens, heeft
daeromme met sijn eijgen vrije wille zonder
ijemants quductie, bij de beste maniere zoo
hij vast en sterckste doen conde en mochte, ge-
maeckt en geordondeert bij dese sijne codicille
t'gene volcht, eerst zijn edele ziele bevele
Godt de heere almachtich, en zijn doode lichame
de kerckels begravinge ende omme te voor-
come alle twist en onenigheijde die nae zijn
overlijde tusschen sijne kinderen ende erffgenamen
souden moge ontstaen, verclaerde hij comparant
bij trouwe eere en zeeckerheijt in plaetse
van eede, dat hij en zijn huijsvr
[ouw]e zoo veel
doenlicke en geweest gesocht hebben, alle
gelijckheijt onder hare hier nae genomineerde
 
kinderen, als Jacob, Pieter, Jan, Dirck, Corn
[elis]
ende Aerian willems zoonen, mitsgaders Ette
willemsd
[ochte]r sijne zeven kinderen, die haer alle
inde huwelicken staet hebben begeven, dewelcke
hij
[doorgestreept: testateur] comparant verclaerde, elck
ten wel gaerne gegeven te hebben, so veele
goedere en dat in alsulcke gelijkmatichheijt
als hem comp
[arant]
[in de kantlijn: …s soon ende sijn [?]b[?] goetvinden]
eenichsints doenlicke es ge-
weest sulcx dat hem niemant van voorn
[oemde] sijne
kinderen met redenen heeft te beclage, dat hij d’een
meerder als dander gegeven soude hebben, ende op
dat ter saecke vandien egene questie zal mogen rijse
tusschen sijne voors
[staende] kinderen, zoo wil en begeert
hij comp
[aran]t dat d’selve sijne kinderen en elck van hen
hebben ende behouden sullen de goederen die zij van hem
ten boel gave
[?] genooten ende ontfange hebben, sonder dat
d’selve ofte eenige van dien nae doode van hem comp
[arant]
ofte sijn huijsvrouwe weder in gebracht, ofte inde
deijlingen gereeckent sullen moge worden, alsoo hij
wil dat t'gene bij hem in sijn leven gedaen is, gedaen
sal blijven, en effect hebben, wil en begeert
[me?]
hij comp
[aran]t, dat de voorn[oemde] sijne kinderen hooft voor
hooft sullen succederen in alle de vordere goederen
en bij ordine de kint off kinderen op des overleden
plaetse bij representatie, ende off ijemant van
sijne kinderen ende erffgenamen, tegen desen sijnen
uijterste wille meeninge en intentie, deele ofte opposie
den met wo
[o]rden ofte wercken directel[ijck] ofte in directelijck
in rechte
[doorgestreept: rechte] ofte daer buijten in eeniger manieren, zoo
Institueert hij comp
[aran]t d’selve opposant ofte opposante
in sijn ofte haere bloote legittime portie, daermede
hij wil dat d’selve sal affstaen en te vrede sijn, en
in alle t'gene hij off sij vorder hadden mogen erven van
hem comparant, institueert hij d’anderden sijn goet-
willige kinders en erffg
[enamen] die desen sullen acquies-
ceren
[=verwerven], ende gunt vooren geschreven staet, zeijden en
verclaerden hij comparant te wesen zijn uijtersten
 
willen ende volcomen begeren willen en bege
[e]rt
dat tselve nae sijn overlijden sta[n]dt houden, ende
volcomme effect sorteren sal, tsij als alsulcx oft
als codicille giften ter cause des doots onder den
levende ofte andersints soo eene menschen uit
[ter]-
ste willen nae rechte ofte costume van landen
alder vast en bestandich so subsisteren sal mogen,
nijettegestaend eenige rechtel
[ijcke] solemniteijten hier
innegerecht mochten ontbreecken daer van hij
versocht gehouden te worden voor geexcuseert,
uit welcken eijnde hij comp
[aran]t wettige stipulen
aenhanden mijns not
[ari]s gedaen heeft versoeckend
hem hier van gemaect en gelevert te worden, een
oft meer publ
[icque] instrument oft instrumenten
in der beste forma, Aldus gedaen binne deser
Stede, ter huijse mijns notaris, staende aenden
suijtsijde vande langestraete, ter presentie
en vuerstaen van eersame Jan bou
[?]ensz[?]
biersteecker, ende poorter deser Stede, en Jan
Adriaensz clercq ten comptoire mijns notaris
getuijgen van goede gelove hier toe met mij
not
[ari]s versocht, en gebeeden, tedagen ende Jaren [voorschreven]
Willem Jacopsz ijpenlaen
Jan bou
[?]ensz[?]
Jan Adriaensz
J. vander geest not
[ari]s publ[icque]
1614 »
 (4).

Het tweede testament van 20 februari 1623 luidt (de rechterkant van de tweede pagina is op de fotocopie onleesbaar, deze plaatsen zijn aangegeven met [---]) :

« Testament
In de name des heeren Amen, bij dese publ
[icque] Instru
mente zij eene ijegel
[ijke] kennelick en openbaer, dat
Inde jare vander geboortenisse desselffs ons
heeren ende salichmaakers Jesu Christi sestien
hondert drie en twintich Inde seste qudictie des
twintigste dach februarij nae noen
[= middag]; de clock om-
trent twee uren, voor mij Jacob Cornelisz vander
Gheest openbaer not[ari]s bijder gouw van hollandt ge-
admitteert, residerende binnen der Stadt Alcmaer
ende de getuijgen naegenoempt gecomen en gecomp
[areer]t
sijn, D’eersame Willem Jacobsz ijpenlaen, ende
Maritgen Pietersdr. geechte man ende wijff, beuijder-
luijden
[=inwoners] tot heijloo ons not[ari]s ende getuijgen bekent, de
voorn
[oemde] Willem Jacobsz gaen en staen, ende die [voorschreven] Maritgen
P
[iete]rs gaene met twee stockges, doch beijde haer verstandt
redenen en memorie wel hebben en gebruickende als
claerlick bleeck, ende
[?]en van buijten als niet anders
en conde
[?] bespeuren, Dwelcken aen merckende de corth[eijt]s
van smenschen leven de sekerheijt des doots en
d’onsekerheijt vande ure vandien, wille daeromme van
hare tijtel
[ijcke] goederen disponeren, bij forme van testament
ende uijterste wille, alleer haer de doot de wech
onder gaet, hebben mitsdien bijde beste manieren
stee ende wege zoo zij vast en sterckste doen conden
en mochten met haer bijde eijgener vrije wille,
gerecht wetenschap, ende voor bedachte moede, zoo zij
en elck van hen verclaerden haer beijder reciproce
[= gezamenlijk en wederzijds]
testament ende uijterste wille gemaeckt en geor-
donneert, inder nae volgende manieren, eerst
haere edele zielen Bevelende inde grondeloose
barmherticheit godts, en haere doode lichame
de Christelijke begraeffenisse, hebben voorts zij
testateuren haere kinderen, en haere kints kinderen
op desselffs overleden ouders plaetse bij represen-
tatie geinstitueerd ende institueren bij desen, elck
int gene zij, en d’overledene ouders van kindts kinderen
gaen inden huwelij[cks]e staet, van hen testateurs gehadt ende
genooten hebben, willende dat tgeene elck van hen
geimputeert en toegereekent zal werden in voldoen
van haer luijder legittime portie, haer nae rechte
uijt hen testateuren goederen competerende vorde
[r]
zoo maecken bespreecken, ende legateren, zij testateuren
 
de
[?] langstlevende van hen beijde uijt echt [---]
zij verclaerden tot elck anderen te dragen
[---]
en stochte ende gebruijck van alle de g
[oederen] [roerende] [ende]
onroerende geen uijtgesondert die den eerst st
[ervende]
hen beijden metter doot ontruijmen ende achte
[r] [sal] [laten]
om bijden selven langstlevende beseeten en ge
[bruickt] [te]
werden, als zijn oft haer vrij eijgen goet
[---]
off letstel van ijemant, desselve lev
[e] [lang]
gedurende, maer langer niet, worde
[---]
testateuren geinstitueert en institueren
[---]
Pieter en Aechgen, kinderen van za
[liger]: Corn[elis] [Willemsz]
haren overleden zoon, tesamen de somme van v
[---]
gul
[den] t’stuck texl[usief] vl[?], boven t'gene [---]
vader aerede
[?] van hen testateure [---]
genoten, willend dat t’gene
[doorgestreept: voors[schreven]] kinderen
[regels doorgestreept]
daernae
[---]
staen ende t vreeden moeten wesen, mitsgaders
[---]
souwe vant eene kint sterven zonder beij
[---]
nae te laten, opt ander zal erven, en tlaest
[---]
sterven als voeren, dat alsdan en indien ge
[---]
souw int geheel weder sal come erven en
[---]
zijde ende bloed van hen testateuren, zonder inde
[---]
daervan te sullen mogen vervoerende nael
[---]
indien verstaen zouden mogen werden dat de ver
[---]
vader ten vollen niet genooten hadden tgunt
[---]
portie zouden mogen bedragen, zo begeren zij [testateuren]
dat het restoir vandien de
[voornoemde] kinderen uijt [---]
hondert gul
[den] gesuppleert [= aangevuld] ende vergoet sal werden [---]
de rest van
[voornoemde] driehondert gul[den] in wege [---]
zal erven en d’vol
[?]eren, zonder van haer testateuren
bloede te sullen mogen vervreemden
[?], in eenge m[aniere]
twelck zij begeren de
[voornoemde] kinderen toegereeckent
hebben in voldoeningen van legittime portie,
[…]
nominerende en instituerende voorts zij
testateuren, als zij doen bij desen, tot haeren
[enige]
universele erffgenamen, Jacob willemsz,
[---]
ende Ette
[?] willemsd[ochte]r. haere kinderen, mitsgaders
de kinderen van Pieter willemsz, de kinderen van
Jan willemsz, ende d’kinderen van wijlen Aerian willemsz
elck op hun overledene vaders plaetse bij
[---]
presentatie, ende bij ordune de kindt, off kinderen
 
vande
[voornoemde] hare kinderen en kindts kinderen op den
overledene ouders plaetse bij representatie, in
alle in vordere goederen roerende en onroerende geen
uijtgesondert die zij metter doot ontruijmen ende
nae laten sullen behoudens niette min des laetst
levende daarvan des lijftochte en gebruijck zijn leven
gedurende als voorn
[oemd] Ende gunt versztaet[?]; zeijden ende
verclaerde de
[voornoemde] testateuren, gesaemtel[ijck] ende elck
int besonders haer beijder testament ende uiterste
wille te wesen, willende dat tselve stadthouden
en volcomen effect sorteren zal, t zij als alsulcx
testament codicille gifte ter sake des doots
onder des leevenden, ofte andersints, soo eene naersch
[?]
testament ende uijterste wille nae rechte ofte
costume
[= volgens gebruik] van lande alder vast zal mogen besta[en]
nijettegenstaen eenige rechtelijce solemniteijten
[= plechtigheden], in
desen gerequireert
[= vereist] mochten ontbreecken, daer van
zij versochten gehouden te werden voor geexcuseert
versouckende als mij voorn
[oemde] notaris wettelicken
stipulerende
[= bedingen, vaststellen], en stipulae ontvangen, henluijden sul[?]
van gemaect en gelevert te worden, een oft meer
publ[icque] instrumente inder beste forme, Aldus
gedaen tot heijloo te woonhuijse van testateuren
staen aldaer aen Oosterzijde
 (5) Terputie [=ter presentie?] en
overstaen vande eersame Willem Doevensz ende
Aerian Jansz hoogeboom buijens
[=buren] vanden testateuren,
getuijgen van goede gelove, met mij not
[ari]s hier
toe versocht ende gebeeden, ten dage maende urens ende
Jare voorn
[oemd]
Willem jacopsz ijpenlaen
tmerck
+
bij
Maritgen Pietersd
[ochte]r. gestelt
Willem doevensen
Aerian Jansz hogeboom
J. vander Gheest not
[ari]s Publ[icque]
1623 »
 (6).

Op 22 november 1623 werd akte gemaakt van de verkoop door Willem Jacobsz. IJpenlaan van de Loencroft aan Gerrit Jansz. van der Nieuburch :

« Wij IJsbrant van der Velden Schoudt tot Heijloe ende Oesdom Aelbert pietersz Backum
ende Jacob ponsijnsenszoon Schepenen aldaer, oirconden en kennen dat, voor ons gecome
ende gecompareert is, Willem Jacobsz. ijpenlaen onse meede buijerman tott Heijloe
ende belaende
[?] wille ende metterlijcken vercogt ende tot eene vrijen eijgendoome
opgedraegen te hebben, gelijck hij doett bij desen, aender Edele
[?] Gerrit Janszoon
vander Nieuburch oudt Burgem
[eeste]r der Stadt Alcmaer, eene crofte geestlandt
genaempt den Loen croft gelegen inden banne van heijloo benoords den
kuijllaen, groott omtrent Vij
[?] Roede, doch bijden coop gestooken mette voette
Belent int zuijden de kuijllaen, ant oost de heerewech, ant noort Dierick
[?] allertsz
Coett
[?], ende ant west de hooghewech, Van welcke vercoopinge aende
opdraechte de voorn
[oemde] Comp[aran]t hem bekende vrijt houden van de voorn[oemde] Gerrit
vanden Nieuwburch, als voldaen ende well betaelt te weesen de Eerste penning
metten laetste, Soo dat hij comp
[aran]t daeromme voor hem en de zijnen naeco-
melingen beloofde de voorsz
[]en crofte geestlandt te vrijen ende te waren
als men naede rechte ende Custuijme van heijloe en oestdom schuldich is te doen
daer voonen
[?] verbindende ende beij[?] onderpande stellende zijn persoon[?] en voorts
generaals alle zijnen goederen zoo roeren en onroerene present en toecoomend geen
uijtgesondert, Ome alle gebruijck van Waernisse,
[?] verhaelt te moogen
werden, met alsulcke Rechtene recht ende
[?], soot de zonder deeses believes[?]
ende goutduncken
[?], Alle dinck[?] op[?] ende sonder fraude des toirconde, Zoo
hebbe ick Schoudt voorn
[oemd] deesen beij[?] beede van Comp[aran]t ende versoucke mijns
Schepenen die selfst zeegel en gebruijcken, mijns zeegel hier beneden
aengehangen, ende bij schepenen geondert
[eekend] Op den[?] xvij November a[nn]o Sestien
hondert drie en twintich. In kennisse van mij als secretaris
[rest onzichtbaar op kopie] » (7).

Het derde testament is van 31 oktober 1630, Willem Jacobsz. IJpenlaen en Maritge Pieters, wonende buiten de Kennemerpoort; als dochter wordt de niet eerder vermelde Trijn Willemsdr. genoemd, huisvrouw van Jan Steffens; de akte is ondertekend door Willem Jansz. Houtcoper en Pieter Aerijaensoon Backer :

«[later bijgeschreven : 1630 Oct 31]
Codicille
261.
 
In den name des heeren Amen. Op huijden de eerste
October anno xvi dertich Compareerden voor
mij Jacob Cornelisz notaris publicq
[ue] openbaer
not
[ari]s bijde hove van hollant geadmitteert, residerende
binnen de Stede Alcmaar en de getuijgen nae ge-
noempt, d’eersame Willem Jacobsz ijpenlaen ende
eersame Maritje Pieters des oude luijden geechte
man & wijff, wonende buijten de Kennemerpoort deser
Stadt ons not
[ari]s en getuijgen wel bekendt gaen ende
staen, beijden hare verstandt, redenen en memorie wel hebben
als claerlijck bleek, des d’welke aenmerckende
cortheijt van smenschen leven, de sekerheijt des doots
en d’onsekerheijt van d’ure vandien, willens daerome
disponeren bij formelen Codicille, alleen de doot,
haer der vech
[?] onder gaet, hebben mits dus met haer
eijgen vrije willen, en voor bedachten
[?]een zoo zij ver-
claerden, gemaeckt en georduneert t'gene hier nae
volcht Decst
[?] bevelende hare Edele ziele Godt
de heere almachtich en
[?]laer [?] [?] [?] de
Christel
[ijke] begravinge hebben voorts zij comparanten
geluideelt
[?] en geoppenbeert[?], als zij doch[?] bijde[?] alle
hare zij
[?] dese hebben gemaect gedisponeert ge-
wilt en begeert, t’sij bij testamente codicille, ofte
andersints, willen dat alle t’selve effect sal sorteren
voor zoo veel tselve vijpl
[?]s hare codicille niet en
beste gealtheert en sonder ds
[?] wordt haren lieden
uijterste wille en begeren dat die kinderen van Trijn
Willems hare dochter huijsfroue van Jan Steffensz
wonen
[de] tot Heijloo, die zij nu heeft, en noch pro-
creren zal mogen, bij representeren in haerlieder
m
[?]rhles [boven regel: in plaetse] sullen comen erven en succeederen, inde
goederen, die zij comparanten sullen comen nae te
laeten mits dat d’selve kinderen anders, is den
langstlevende vandien, hebben vererve
[?] en ontfangen
sullen, die rente en vruchtes
[?] selve hare kinderen
goederen, haer bij der leven lange geduren, des zoo
willen en begeren zij dat die voorn
[oemde] rente en vruchten
der versz
[?] goederen, als oock t'gene d’versz[?] hare dochteren, zoo
 
uit huwelijck als andersints gehadt en ge
[?]en heeft [boven regel: 4 gulden] ge-
jiupubeert
[?] en toegerekent zal worden in voldoening van
haer legitieme portie, haer t'gene versz.
[?] is nackende bij dese
d’selve hare dochter verbieden oock de de
[?]vactum[?] vande
Trebellinique portie inde ben
[?]dichste forme, verhuchste[?]
daertesz
[?] zijnde [?]och willen en begeren zij comp[arante]n dat de
goreleng
[?] die de versz[?] hare dochters kinderen van hen[?] co[?]
sullen comen te
[?] van t’eene kindt sterven zouden
wettigen blijven blijckens geboorten nae te laten, ofte andere
erven en besterven sullen tot het leste toe, en besterven
alsoo sterven, begeren zij dat d’selve ge
[?]leren, zonder
verminderingen ofte afftreckingen van trebellinique
portie weder sullen comen d
[?]och en devolveren als
naesten van haer comp
[aran]ten bloede, van waer die ge ge[?]
zijn, sonder indien gevallen daervan te mogen verweerden
[?]
In eeniger manieren. Alle
[?] verstaet, ver-
claerden de voorn
[oemde] comp[aran]ten haer uijterste willen en t’
gene te wesen, willens dat t’selve sta
[n]dthouden en
volcomen effect sorteren zal, sulcx t’selve alder
[?]
vaste
[?]re rechte ofte costumen van lande best[?]
zal beogen, verso
[?] als mij voorn[oemd] notaris we[?]
stipuleren en stipulae in ontvangst nemen hier
[?]
gebruickt
[?], en gelevert te werden, [?]oste meer publ[icque]
Instrumente inder bester forme. Aldus gedaen
buijten de Kennemerpoort der Stadt Alcmaer
ten woonhuijse van comp
[aran]ten als getuijgen van Willem
Jansz houtcooper, en pieter adriaensz backer
poorters der voorsz
[egde] Stadt als getuijgen van g[?]
geldine
[?] hier toe met mij notaris versocht en
gebeden, te dage en Jare voorsz
[eg]t
Willem Jansz houtcoper
pieter aeryaensoon
J. vander Gheest Not
[ari]s publ[icque] » (8).

Kinderen van Willem IJpelaan en Maritge Pieters :

  1. Jacob IJpelaan, geboren ca.  1580, trouwt Meijns Cornelisdr., volgt III.1.
  2. Pieter IJpelaan, geboren ca. 1581, trouwt Anna Pietersdr., volgt III.2.
  3. Jan IJpelaan, geboren ca. 1583, trouwt Aechte Cornelisdr., volgt III.3.
  4. Dirck IJpelaan, geboren ca. 1585, volgt III.4.
  5. Cornelis IJpelaan, geboren ca. 1586, volgt III.5.
  6. Aerian IJpelaan, geboren ca. 1588, trouwt Maritge Willemsdr., volgt III.6.
  7. Ette IJpelaan, geboren ca. 1590, trouwt Cornelis Dircksz., volgt III.7.
  8. Trijn IJpelaan, geboren ca. 1592, trouwt Jan Steffensz., volgt III.8.

Aantekeningen Aantekeningen

Met verbeteringen van Remko Ooijevaar te Heemskerk voor de transcriptie van de akten van 1589, 1614 en 1623.


Aantekeningen Aantekeningen van Pieter Louter (2023)

Verdere gegevens over Willem Jacobs Langedijk alias IJpelaan en Jan Steffens, zijn schoonzoon die in tweede echt met Trijn Willems IJpelaan trouwt.

Op 10 maart 1600 verkoopt Jan Gerrits buurman tot Heijloo aan Willem Jacobs Langedijk buurman van hetzelfde dorp een vrije croft land genaamt Potgen van omtrent 500 roe gelegen in de banne van Heijloo belent de heerenwech ten oosten, Claas Dirks uit de Nieuwpoort ten noorden, de hoole weg ten westen en Jacob Willems ten zuiden. Als extra onderpand verstrekt hij een croft land gelegen tot Heijloe genaamt het hooge croftje van omtrent 500 roe, belent Anna Wilberts ten suiden, vrouwe Johanna Starx ten noorden en de westerweg ten westen (71, hyp).
Noot: Hij wordt hier Willem Jacobs Langedijk genoemd! Zijn schoonzoon Jan Steffens verkoopt op 22 juni 1618 deze croft, verwijzend naar deze kwijtschelding waarin zijn schoonvader deze croft koopt.

Zie ook: III.8.


Vervolg Volgende


Noten

1. Eerder werd hier gelezen “Nieuwburcht hoef”, de correctie is van Willem van den Berg. Dit betekent waarschijnlijk dat het huis Nieuburch al in 1589 bestond en niet pas in 1602 zoals vermeld bij mr. J.H. Rombach; bovendien staat het geenszins vast dat het oude huis op dezelfde plaats stond als het huidige Nijenburg zoals mr. J.H. Rombach veronderstelde (en voor hem Johan J. Belonje). Geraadpleegd dient nog te worden : De landmeterskaart van Heiloo / Laurens Pietersz., 1560, hoewel het weinig waarschijnlijk is dat het huis toen al bestond. Deze is te vinden in : Bibliotheek van de Rijksuniversiteit Leiden, B.P.L. Codex misc. nr. 2033, folio 21. Hiernaar wordt verwezen in : De landelijke bouwkunst / L. Brands Buys. – Arnhem, 1974. – p. 468. – afb. 622. Op de Kaart van de Egmonder- en Bergermeren met aangrenzende perceelen land voor de droogmaking van 1564, naar een kaart uit 1540 (Digitale Noord-Hollandse Atlas) zijn Heiloo en de wegen tussen Alkmaar en Heiloo afgebeeld, maar een Nieuwburgh valt er niet te ontdekken. Dat geldt ook voor de kaart van J. van Deventer uit 1560 (zie hiernaast). De Nieuwburgh zal niet zijn gebouwd vóór het beleg van Alkmaar in 1573.

2. Regionaal Archief Alkmaar, Familiearchief Van Foreest / Van Egmond-Van den Nijenburgh, vE, nr. 257.

3. Rijksarchief Noord-Holland (Haarlem), Oud Rechterlijk Archief Heiloo, inventarisnummer ?

4. Regionaal Archief Alkmaar, Notarieel Archief, inventarisnummer 61, fol. 132, 31 januari 1614.

5. Het gezin woonde in 1623 aan de Oosterzijde te Heiloo : «De oorspronkelijke naam van deze al in 1621 bestaande weg is Limmer Laen. Daarna werd het een deel van de van Alkmaar naar Limmen lopende Oosterweg (zie onder Kennemerstraatweg). In 1850 blijkt de naam te zijn veranderd in Oosterzijweg, zijnde een ‘rijdweg strekkende van Limmen tot aan de bosschen van Ypestein, waar hij zich met de straatweg verenigt’. Dit is waarschijnlijk gebeurd toen ook de voormalige Oosterpolder veranderde in Oosterzijpolder. De weg werd en wordt in de volksmond vaak de Oosterzij genoemd.» (Heiloo. Geschiedenis en verklaring van de plaatsnamen / H.E. Oostendorp. – Heiloo : [s.n.], 1987. – 144 p. – p. 98.)

6. Regionaal Archief Alkmaar, Notarieel Archief, inventarisnummer 64, fol. 64, 20 februari 1623.

7. Regionaal Archief Alkmaar, Familiearchief Van Foreest / Van Egmond-Van den Nijenburgh, vE, nr. 257; afbeeldingen toe te voegen.

8. Regionaal Archief Alkmaar, Notarieel Archief, inventarisnummer 65, fol. 261, 31 oktober 1630.


Start : 31 december 1999 | Laatst bijgewerkt : 13 maart 2013, aanvullingen 22 januari 2023
































Akte 1589

Akte van 1589


Akte 1589, bijlage

Bijlage van 1589


Akte 1589, bijlage

Akte van 1608


Testament 1614, pagina 1

Testament 1614, pagina 2

Testament 1614, pagina 3

Testament van Willem IJpelaan en Maritge Pieters, 1614


Testament 1623, pagina 1

Testament 1623, pagina 2

Testament 1623, pagina 3

Testament van Willem IJpelaan en Maritge Pieters, 1623


Testament 1630, pagina 1

Testament 1630, pagina 2

Testament van Willem IJpelaan en Maritge Pieters, 1630


Alkmaar in 1573

Alkmaar in 1573 vanuit het noorden, schilderij uit 1603, bron : Beeldbank Stedelijk Museum Alkmaar; de molen is zichtbaar op de achtergrond, Nijenburg niet.


 Nijenburg te Heiloo / Mr. J.H. Rombach. – Heiloo : Vereniging Oud Heiloo, 1987. – 40 p.