Floris V, ‘der keerlen god’, graaf van Holland |
Inhoud van deze pagina
- Genealogie/oorkonden/numismatiek
- Primaire bronnen
- Egmondse bronnen
- Secundaire bronnen
- Noten
1. Genealogie/oorkonden/numismatiek
- Geboren : Leiden, juli 1254 (1)
Overleden : vermoord, Muiderberg, 27 Juni 1296 (2) Zoon van : Willem II (3) Trouwt : ± 1270 Beatrix van Vlaanderen, dochter van Gwijde van Dampierre, graaf van Vlaanderen, en Mahaut van Béthune (4)
- Genoemd in oorkonden : (5)
Gegeven oorkonden : 635, 1256-1296 (6)
- Kinderen :
- « Dirk, gest. jong. » (7).
- « Floris, gest. jong. » (8).
- « Willem, gest. jong. » (9).
- « Otto, gest. jong. » (10).
- Jan I, volgt onder.
- « Beatrix, gest. jong.. » (11).
- « Machteld, gest. jong.. » (12).
- « Elisabeth, gest. jong.. » (13).
- « Margaretha, verloofd 5 juli 1281 met prins Alfons van Engeland (gest. 11 jaar oud in 1284), zij stierf na 12 aug. 1284. » (14).
- Bastaard : « (bij Anna, dochter van Jan, heer van Heusden) Witte, heer van Haamstede », volgt hier niet verder (15).
- Bastaard : « Catharina, gest. na 12 Aug. 1328; tr. vóór 21 April 1301 Zweder I, burggraaf van Montfoort, zoon van Hendrik I de Rover en ?. » (16).
- Bastaard : « Gerard, vermeld 24 Maart 1316, beleend met het ambacht van Westkerke onder Scherpenisse vermeld 1317 op de rekeningen van Noord-Holland, gest. voor 28 Juli 1327. Bij Geine Willemsd. had hij een bastaarddochter: Cateline, vermeld 1318-1343, tr. Hallinc Claasz. in Zeeland wonende. » (17).
- Bastaard : « Willem, vermeld 1318-1343, waarschijnlijk de zoon van jonkvrouw Agatha, die vermeld wordt 1343-1345. » (18).
- Bastaard : « Alida. Als haar zoon wordt vermeld : Willem de Lacher. » (19).
- Bastaard : « Pieter, begiftigd in 1350. » (20).
- Bastaard : « Dirk ?. » (21).
- Muntslag : onbekend.
2. Primaire bronnen
- De oorkonden en de kanselarij, 1971 :
« Floris broer van Willem II, ruwaard voor de onmondige Floris V van 28 jan. 1256 tot 26 mrt. 1258; zie hiervóór, p. 8. » « Aleid zuster van Willem II, ruwaardes voor de onmondige Floris V van 26 mrt 1258 tot 22 jan. 1263; zie hiervóór, p. 9. » « Hendrik en Otto bisschop van Luik resp. graaf van Gelre, ruwaards voor de onmondige Floris V van 22 jan. 1263 tot een datum tussen 1 juni en 8 juli 1266, ws. 24 juni 1266; zie hiervóór, p. 9. – Op 22 febr. 1266 oefenen de baljuw van Zuidholland en de magistraat van Dordrecht de ruwaardij uit, zie p. 9. » « Floris V graaf 28 jan. 1256, zie hiervóór, p. 114, n. 27; wordt mondig tussen 1 juni en 8 juli, ws. 24 juni 1266, zie p. 8, n. 26 en p. 119, 120; gevangen genomen en gedood op resp. 23 en 24 juni 1296, zie p. 119, n. 57. – Enige malen treedt gravin Beatrix op als ruwaardes, zie p. 9-11. » « Ruwaardijen uitgeoefend door verschillende personen en steden, van de gevangenneming van Floris V, 23 juni 1296, tot de aankomst van Jan I in het graafschap, einde jan. 1297; zie hiervóór, p. 11-13. » (22).
3. Egmondse bronnen
- Volgt niet meer. U mag zelf zoeken.
4. Secundaire bronnen
- Nijhoffs Geschiedenislexicon, 1981 :
« Floris V (1256-96), *juli 1254 Leiden, (verm.) 27.6.1296 bij Muiderberg, zoon van Willem II. Tot 1263 onder regentschap, eerst van zijn oom Floris de Voogd (tot 1258), daarna van zijn tante Aleidis van Henegouwen (zie Aleida van Holland), die met behulp van de Hollandse edelen (1263) verdrongen werd door Otto II van Gelre. In 1266 verklaarden de heren van Voorne, Teilingen, Haarlem en Amstel Floris meerderjarig om een eind te maken aan de Gelderse hegemonie. Floris huwde ca. 1270 met Beatrix, dochter van graaf Gwijde van VIaanderen. Aleidis en haar tweede zoon Floris van Avesnes kregen opnieuw grote invloed, waaraan Floris pas 1277 een eind wist te maken. Een veldtocht tegen de Westfriezen mislukte (1272); 1274 kreeg hij te kampen met een opstand in Kennemerland, die gesteund werd door de Westfriezen en Waterlanders onder leiding van Gijsbrecht IV van Amstel. De gilden van de stad Utrecht schaarden zich aan de zijde der opstandelingen, waarbij de tegenstelling tot de elect Jan van Nassau een rol speelde. Toen de Stichtse democratie echter in moeilijkheden geraakte door de afval van Kennemers en Waterlanders, terwijl Otto II van Gelre een inval deed in het Sticht, zag Floris kans met de opstandelingen in de stad Utrecht en het Nedersticht een neutraliteitsverdrag te sluiten (1274), waarna een akkoord met de Kennemers volgde. De elect Jan van Nassau steunend, keerde Floris zich tegen Gijsbrecht van Amstel en Herman van Woerden, waardoor hij belangrijke Stichtse leengoederen in Amstelland, het Gooi en langs de Vecht in handen kreeg. Het land Naarden kocht hij van de abdis van Elten; onderwierp 1289 definitief de Westfriezen. In zijn buitenlandse politiek verbond hij zich eerst met koning Eduard I van Engeland in diens strijd tegen koning Filips IV van Frankrijk; steunde graaf Jan I van Brabant in de Limburgse successiestrijd, waardoor deze hem in 1283 van alle leenhulde voor Zuid-Holland ontsloeg; raakte in oorlog met Vlaanderen om Zeeland bewester Schelde; werd 1290 in Biervliet gevangengenomen, maar overwon de Vlamingen 1295 bij Baarland. Hij was de Engelse vertegenwoordiger op het continent; door zijn bemiddeling kwam het Verdrag van Dordrecht tussen koning Eduard en de Duitse koning Adolf tot stand (1294), terwijl 1295 de Engelse wolstapel officieel in Dordrecht werd gevestigd. Toen echter een Engels-Vlaams-Brabants bondgenootschap bleek te ontstaan tegen Frankrijk, waarbij Floris slechts een pion in de Engelse politiek was, verbond hij zich met de Franse koning Filips de Schone. Deze omzwaai bedreigde de Engelse positie op het vasteland met betrekking tot de Hollandse en Zeeuwse havens. Er werd besloten Floris te ontvoeren. Uitvoerders van het complot waren Gijsbrecht van Amstel, Herman van Woerden en Gerard van Velzen. Floris werd buiten Utrecht gevangengenomen, naar het slot Muiden gevoerd, maar een groep Gooilanders verhinderde zijn vervoer naar Engeland, wat tot zijn vermoording leidde. » (23).
- Genealogie van de graven van Holland, 1954 :
« Floris V, graaf van Holland 28 Jan. 1256-1296, geb. te Leiden in Juli 1254, stond eerst onder voogdij van Floris de Voogd, daarna van zijn tante Aleida, na 1263 van Otto II, graaf van Gelre, werd 1266 meerderjarig. Hij bedwong in 1274 een opstand in Kennemerland, verjoeg in 1277 de Avesnes, dwong de bisschop van Utrecht hem het Nedersticht te verpanden, maakte Woerden, Oudewater, Amstelland en het Gooi tot lenen van Holland, onderwierp in 1284 de West-Friezen, voerde herhaaldelijk strijd met zijn schoonvader Gwijde, graaf van Vlaanderen, om Zeeland, was jarenlang de bondgenoot van Engeland, doch zwenkte in 1296 om naar de Franse zijde, door enige edelen vermoord te Muiderberg 27 Juni 1296, eerst begr. te Alkmaar, later te Rijnsburg; tr. ± 1270 Beatrix van Vlaanderen, dochter van Gwijde van Dampierre, graaf van Vlaanderen, en Mahaut van Béthune; gest. te Den Haag 23 Maart 1296, begr. te Rijnsburg. » (24).
- Biographisch woordenboek der Nederlanden, 1859 :
« FLORIS V, Graaf van Holland; was de zoon van W i l l e m II, Roomsch Koning, Graaf van Holland, en van E l i z a b e t h v a n B r u n s w ij k, werd, volgens het meest aangenomen gevoelen, in de eerste helft van het jaar 1254 geboren, en had alzoo slechts den ouderdom van een en een half jaar bereikt, toen zijn vader te Hoogwoude sneuvelde. Hij werd na diens dood, in 1256, door de Edelen en het volk van Holland terstond voor Graaf erkend, en gesteld onder de voogdij van zijnen oom F l o r i s d e V o o g d, die in laatstgenoemd jaar het bekende verdrag sloot, tot bijlegging der sinds lang bestaande geschillen met M a r g a r e t h a, Gravin van Vlaanderen. Na den dood van F l o r i s d e V o o g d, in 1258, kwam de jonge vorst onder de voogdij van zijne moeder A l e i d, en, toen hierover twisten ontstonden, tevens onder die van haren neef Hertog H e n d r i k III van Brabant, bijgenaamd de zachtmoedige. Nadat deze laastste weder naar zijn land was teruggekeerd, werd O t t o v a n G e l d e r tot medevoogd door geheel Holland erkend, doch ook diens voogdij was van korten duur. Eene gewijzigde voogdij werd toen aan N i k o l a a s v a n K a t s opgedragen. Volgens de meest waarschijnlijke berigten is F l o r i s omstreeks het jaar 1268 in het huwelijk getreden met B e a t r i x, de dochter des Graven G u y van Vlaanderen, en was hij, ofschoon tot aan zijn achttiende jaar onder de gewijzigde voogdij gebleven, reeds toen op eigen gezag begonnen te regeren. Na het bereiken van dien ouderdom, was zijne eerste begeerte om den dood zijns vaders op de West-Friezen te wreken, doch de togt, dien hij daartoe in 1272 ondernam, mislukte, en meer met schande dan met roem overladen keerde hij weder. Omstreeks 1282 ondemam hij een nieuwen aanval, en nu met beter gevolg, op de West-Friezen. Viermalen werden zij door Graaf F l o r i s geslagen en ten eenenmale overwonnen. Waarom hij hen echter, na zoo veel voordeel behaald te hebben, niet geheel bedwongen heeft, wordt niet gemeld. Misschien dat de geboorte van s vorsten zoon, later Graaf J a n I, die omtrent dezen tijd gesteld wordt, daarvan de oorzaak geweest is. In 1285 geraakte Graaf F l o r i s in den twist, die tusschen den Bisschop van Utrecht en de Heeren G y s b r e c h t v a n A m s t e l en H e r m a n v a n W o e r d e n in dat jaar op nieuw uitbrak, het zou ons te ver voeren, zoo wij daarover wilden uitweiden. F l o r i s streven, om den adel te fnuiken, was voorzeker een der hoofdoorzaken van zijne deelneming aan den daarop gevolgden krijg, maar gewigtiger voordeelen leverde deze hem op, door zijnen hierdoor verkregenen invloed in de Utrechtsche zaken. Ook het aandeel dat hij had in den twist tusschen J a n I van Brabant en Graaf R e i n o u d v a n G e l d e r, over het bezit van Limburg, gaan wij stilzwijgend voorbij, doch merken alleen op, dat eerstgenoemde, om F l o r i s te believen, hem van de leenhulde voor Zuid-Holland onthief, ofschoon de Hollandsche Graven tot die hulde aan de Hertogen van Brabant, sedert het jaar 1108 verpligt waren. In het jaar 1288 werden de West-Friezen door Graaf F l o r i s andermaal aangevallen, en deze onderwierpen zich nu geheel aan sGraven bestuur. Naauwelijks was dit gedaan of de oorlog tegen Graaf G u y van Vlaanderen, ondersteund door een groot aantal Zeeuwsche Edelen, brak in 1289 uit. Door list en verraad werd Floris te Biervliet in 1290 gevangen genomen, en niet, dan na het aangaan van voor hem ongunstige voorwaarden, ontslagen, waarvan hij de meeste niet nagekomen heeft. Het kinderloos overlijden van A l e x a n d e r III, Koning van Schotland, deed Graaf F l o r i s in 1291 naar Schotland trekken, om zijn regt op den Schotschen troon te handhaven, doch den uitspraak was hem niet gunstig, ofschoon hem daarna voor eene aanzienlijke som eenen openlijken afstand van zijne regten werd afgekocht. Voor den afloop van die zaak was F l o r i s naar Friesland getogen, en had Stavoren aan zich onderworpen. De op nieuw uitgebrokene krijg met Vlaanderen, weêrhield hem Friesland verder aan te vallen. Die krijg andermaal, en met niet minder hevigheid gevoerd. was voor F l o r i s eindelijk ten hoogste voordeelig. Op den 27sten October 1295 behaalden zijne troepen eene volkomene overwinning en de rust bleef daardoor voor eenigen tijd verzekerd. E d u a r d, Koning van Engeland, die zich steeds de vriend van Graaf F l o r i s noemde, had, ondanks herhaalde uitnoodiging van laatstgemelde, om hem in den strijd tegen de Vlamingen bij te staan, dit nogtans volstandig geweigerd. Wat meer is, hij wist G u y van Vlaanderen over te halen de hand zijner dochter aan zijn zoon E d u a r d af te staan, en door het verplaatsen van den voordeeligen stapel der Engelsche wol van Dordrecht naar Brugge en Mechelen, met hem een verbond te sluiten. F l o r i s, door dit verbond gegriefd, sloot den 9den Januarij 1296 een verbond met Frankrijk, en zie daar de eerste oorzaak van de zamenzwering, die aan den Graaf het leven kostte. De man, die daarin een grooten rol speelde was J a n v a n C u y c k, en op diens artikel hebben wij de voornaamste bijzonderheden van den aanslag van eenige Hollandsche Edelen tegen F l o r i s V verhaald. Hij had plaats op den 23sten Junij 1296, en ofschoon het de bedOeling der eedgenooten niet geweest is den vorst te vermoorden, maar hem gevankelijk naar Engeland te voeren, veroorzaakten echter de omstandigheden dat dit plan mislukte. Men had den vorst tot het vederspel uitgenoodigd en nam hem onderweg gevangen, waarna men hem naar het Slot Kroonenberg aan de Vecht voerde. Van daar naar het Slot te Muiden gebragt, kwam het volk op de been om hunnen beminden vorst te verlossen, en nu oordeelden de Edelen het raadzaam hunnen prooi van daar te voeren. Op den weg naar Naarden bij Muiderberg werden zij door de Naardingers en Gooilanders overvallen, doch voor dat dezen den vorst uit de handen zijner vijanden konden verlossen, werd hij door G e r a r d v a n V e l z e n, die bijzonder op hem gebeten was, vermoord. s Graven lijk werd te Muiderberg gebalsemd, van daar naar Alkmaar gebragt, en in het koor der kerk bijgezet, doch later door zijn zoon J a n I, te Rijnsburg, bij zijne gemalin B e a t r i x v a n V l a a n d e r e n, die kort voor hem overleden was, plegtig begraven. Het ingewand bleef te Alkmaar, en wordt daar in eene fraaije gebeitelde steenen kist, in het hooge koor der groote kerk bewaard. Tot op dezen tijd toe is het karakter van Graaf F l o r i s V zeer verschillend beoordeeld. Door sommigen in vele opzigten geprezen, wordt hij door anderen in schier alles gelaakt; en het is daardoor dat het niet mogelijk is, eene juiste en ware karakterschildering van hem te geven, zoo lang niet nog onbekende oorkonden, uit het belangrijke tijdvak zijner regering, een helderder licht over zijne daden en lotgevallen gespreid hebben. Onmiskenbaar had F l o r i s V groote verdiensten. Hij, der keerlen God, dat is afgod der boeren, genoemd, was de vriend en verzorger van zijn volk. Door hem werd Holland groot, en niemand onder de Hollandsche Graven heeft zoo veel invloed op het welzijn der burgers uitgeoefend dan hij. Kunsten en wetenschappen vonden in hem een krachtig beschermer, en het is in zijnen tijd dat onze letterkunde in Maerlant een aanvang nam. Was F l o r i s alzoo als regent groot en edel, als mensch bezat hij voortreffelijke eigenschappen, doch ook vele gebreken. Teregt zegt de heer A r e n d, naar wiens uitmuntende karakterschets van F l o r i s V wij verwijzen, dat hij van dartelheid en wellust niet vrij te pleiten is; trouwens de namen van niet minder dan twintig onechte kinderen, door de geschiedenis ons medegedeeld, staan daar als onwraakbare getuigen van die bewering. Stemmen wij alzoo met hen in die aan F l o r i s den naam van een braaf vorst ontzeggen, aan de andere zijde erkennen wij toch ook het vele goede door hem onmiskenhaar daargesteld. Uit het voormelde huwelijk van F l o r i s werden verscheidene kinderen geboren, die allen in jeugdigen leeftijd stierven, uitgenomen zijn zoon J a n I, die hem in de regering opvolgde. Zijne afbeelding ziet het licht op meer dan eene wijze. Zie Melis Stoke, Rijm-Kron. D. II. B. III.bl. 181-355 (Oude Holl. Div. Kron. 19de Div. c. 9; Scriverius, Chron van Holl. Zeel. en Vriesl. bl. 224, 228, 238-241; Schotanus, Friesche Hist. bl. 144-146; van Leeuwen, Bat.Illustr. bl. 1367, Balen, Beschrijv. van Dord. bl. 270, 420, 439, 716, 717, 718-720; Boxhoorn, Chron. van Zeel. bl. 86-98; Hoogstraten, Woordenb.; van Hemert, Levensbeschr. der Holl. Grav. bl. 169-190; Luiscius, Woordenb.; Wagenaar, Vaderl. Hist. zie het Regist.; Wagenaar, Beschrijv. van Amst. D II, bl. 16, 17, 18, 24, 25, 43; Loosjes, Charakterk. der Vaderl. Geschied. D. I. bl. 280-302; Charterb. van Friesl. D. I. bl. 124-128; Kok, Vaderl. Woordenb. D. XV. bl. 254-272; Levensbeschr. van Ned. Mann. en Vrouw. D. VI, bl. 78-131; van Wijn, Aanm. en Bijv. op Wagenaar, zie het Regist; van Kampen, Vaderl. Karakterk. D. I. bl. 117-123; Collot dEscury, Holl. roem, D. II. bl. 14, 15, Aant. bl. 13, 14. D, IV. St. I. bl. 57; Groebe, Verh. over Graaf Floris V, in de Verh. van de 2de klasse van het Kon. Ned. Inst. D. IV St. I; Koning, Geschied. van het Slot te Muiden, bl. 5-17; Arend, Alg. Geschied. des Vaderl. D. II. St. I. bl. 333-376; Nijhoff, Bijdr. voor Vaderl. Geschied. en Oudh. D. I, Aank. en berigt. bl. 127-136; De Navorscher, D. II. bl. 214, D. III. bl. 206, Bijb1. bl. CLXII, D. IV. bl. 108, 229, 292, Bijbl. bl. CIX, CX, D. V. bl. 78, 109-111; van der Chijs, De Munten van Holl. en Zeel. bl. 117-140, de Munten der Heeren en steden van Overijss. bl 52, De Munten van Friesl. Gron. en Drenth. bl. 282, 605, 696, Muller, Cat. van Portr. bl. 1, 305; Kron van het Hist. Gen. te Utrecht, zie het Regist. op Holland; Berigt van het Hist. Gen. te Utrecht, D. IV. St. 2. bl. 175-194. » (25).
- Nieuw Nederlandsch biographisch woordenboek, 1912 :
« FLORIS V, (Florens, Florentius), zoon van graaf Willem II, Roomsch koning en Elisabeth van Brunswijk, geb. Juli 1254, waarschijnlijk te Leiden, vermoord bij Muiderberg 27 Juni 1296, begraven eerst te Alkmaar, op het koor der st. Laurentiuskerk, later in de abdijkerk te Rijnsburg. Hij was bij den dood zijns vaders (28 Jan. 1256) nog geen twee jaren oud en kwam onder de voogdij van zijn oom Floris (2) (kol. 448), die echter twee jaar later (26 Maart 1258) overleed. Hiema kwam de voogdij op zijne tante Aleid (3), gravin-weduwe van Henegouwen (I kol. 72), die zich voornamelijk bemoeide met de eerste opvoeding van den jongen graaf. Zij werd echter door den graaf van Gelre, Otto II, uit de voogdij gestooten (Jan. 1263) en sedert bleef Floris onder leiding van een raad van edelen, waarin de heeren van Aemstel, van Teylingen en van Cats de grootste rollen speelden. De jonge vorst, in 1266 meerderjarig geworden, schijnt in 1272 de teugels van het bewind in handen genomen te hebben. In datzelfde jaar ondernam hij een tuchtigings-expeditie tegen de West-Friezen, om zich over den dood zijns vaders te wreken, doch had geen succes; eerst tien jaar later (1282) zou een hernieuwde tocht hem zijns vaders gebeente doen vinden en een derde tocht, gesteund door een geweldigen watersnood, vergunde Floris ten slotte (1289) de Friezen onder zijn gezag te brengen en door het uitvaardigen van wetten aan een geregeld gezag te onderwerpen. Tegenover het bisdom Utrecht kon Floris, vooral dank zij de omstandigheid dat de zwakke elect Jan van Nassau (I kol. 1360) er den staf voerde, langzamerhand geheel als in eigen land optreden; hij was jaren lang de elgenlijke meester van het Stlcht en rondde langs dien kant zijn gebied af door inlijving van Gooiland, Amstelland en Woerden. Ondanks het feit dat de vlaamsche graaf, Guy van Dampierre, zijn schoonvader was, en in 1256, onder bemiddeling van Floris den Voogd, een vrede tot stand was gekomen, bereikten in Floris tijd de twisten met dat rijk over Zeeland een ongekende hoogte. Vooral werd dit verscherpt, doordat een gedeelte van den zeeuwschen adel, door Floris in zijne rechten bekort, hieraan mededeed (1290). Floris V, door zijn schoonvader tot een onderhandeling naar Biervliet gelokt, werd daar op trouwelooze wijze gevangen genomen en eerst losgelaten, nadat de hertog van Brabant, Jan I, borg was gebleven dat hij het daar van hem afgedwongen verdrag zou nakomen. Floris achtte zich echter, eenmaal vrijgelaten, niet verplicht zijne beloften te houden; hiervan was een hernieuwde oorlog het gevolg, waarin de Vlamingen verslagen werden (1295). In zijne buitenlandsche politiek steunde Floris hoofdzakelijk op den hertog van Brabant, met wien hij in de beste verstandhouding leefde en dien hij in zijne pogingen om Limburg te veroveren krachtig steunde; sedert 1281 was Floris ten nauwste verbonden met Eduard I, koning van Engeland, vijand van Frankrijk en Vlaanderen, maar, om tot nu toe niet volkomen opgehelderde redenen, viel hij in het begin des jaars 1296 van de engelsche zijde af en sloot een verbond met Frankrijk. Dit zou hem het leven kosten; besloten werd, met behulp van enkele hollandsche edelen den graaf op te lichten en naar Engeland te voeren, terwijl zijn zoon Jan, die daar opgevoed werd, in Holland op den troon zou gezet worden. Dit plan gelukte gedeeltelijk, maar door het aanrukken van het omwonende landvolk werden de samenzweerders in het nauw gebracht en de graaf door hen vermoord. In zijn binnenlandsche politiek blijkt Floris een vorst te zijn geweest, die met open oog en forsche hand de teugels van het bewind voerde; waar zulks hem noodig scheen, zag hij er niet tegen op gemaakte afspraken of gedane beloften te schenden. Zijn politiek vergunde hem zijn gebied uit te breiden, den waterstaatkundigen toestand er van te verbeteren en, steunend op de stedelijke en boerenbevolking, de welvaart des lands te vermeerderen, wat den adel van hem vervreemdde. Hij was tusschen 1268 en 1272 gehuwd met Beatrix, eene dochter van graaf Guy van Vlaanderen (I kol. 261), welke hem zijn zoon, den lateren Jan I, schonk. Van zijn bastaarden vermelden wij hier: Witte van Haemstede (I kol. 1016). Zie : 0breen, Floris V (Gent 1907); Oppermann in Studium Lipsiense (Berlijn 1909) 100 en een artikel van onderget. in Nijh. Bijdr. 5e reeks I te verschijnen. Obreen. » (26).
Volgt
|
Noten |
1. Genealogie van de graven van Holland, t.a.p., zonder bronopgave. Over Floris V, zie ook : Wi Florens… : De Hollandse graaf Floris V in de samenleving van de dertiende eeuw / Redactie D[ick].E[dward].H[erman]. de Boer, E[rich].H[einz].P[ieter]. Cordfunke, H[erbert]. Sarfatij. – Utrecht : Uitgeverij Matrijs, 1996. – 366 p.
2. Genealogie van de graven van Holland, t.a.p., bronnen : « Niermeyer in de Alg. Gesch. der Ned. II, p.p. 287, e.v. Obreen, Floris V, p. 23. »
3. Genealogie van de graven van Holland, t.a.p., bronnen : « Niermeyer in de Alg. Gesch. der Ned. II, p.p. 287, e.v. Obreen, Floris V, p. 23. »
4. Genealogie van de graven van Holland, t.a.p., bronnen : « Niermeyer in de Alg. Gesch. der Ned. II, p.p. 287, e.v. Obreen, Floris V, p. 23. »
5. Te controleren.
6. De oorkonden en de kanselarij van de graven van Holland tot 1299, t.a.p., p. 299-400.
7. Genealogie van de graven van Holland, t.a.p., bronnen : « Obreen, Floris V, p. 23, vermeld door Beka, p. 94. »
8. Genealogie van de graven van Holland, t.a.p., bronnen : « Obreen, Floris V, p. 23, vermeld door Beka, p. 94. »
9. Genealogie van de graven van Holland, t.a.p., bronnen : « Obreen, Floris V, p. 23, vermeld door Beka, p. 94. »
10. Genealogie van de graven van Holland, t.a.p., bronnen : « Obreen, Floris V, p. 23, vermeld door Beka, p. 94. »
11. Genealogie van de graven van Holland, t.a.p., bronnen : « Obreen, Floris V, p. 23, vermeld door Beka, p. 94. »
12. Genealogie van de graven van Holland, t.a.p., bronnen : « Obreen, Floris V, p. 23, vermeld door Beka, p. 94. »
13. Genealogie van de graven van Holland, t.a.p., bronnen : « Obreen, Floris V, p. 23, vermeld door Beka, p. 94. »
14. Genealogie van de graven van Holland, t.a.p., bronnen : « Obreen, Floris V, p. 23, v.d. Bergh II, 424 en 512. »
15. Genealogie van de graven van Holland, t.a.p., bronnen : « Wapenheraut 1908, p. 365. »
16. Genealogie van de graven van Holland, t.a.p., bronnen : « Fruin en de Bussy, Catal. Archief Heeren van Montfoort, R. 34. v. Mieris II, p. 19. Fruin en de Bussy, R. 35 en R. 37. »
17. Genealogie van de graven van Holland, t.a.p., bronnen : « v. Mieris II, p. 170. H.G. Hamaker, De rekeningen der Grafelijkheid van Holland, I (W.H.G. N.S. 21) 1875, p. 72. Obreen, Floris V, p. 24. v. Spaens verz. handschr. (berustende bij de Hoge Raad v. Adel in Den Haag) VIII p. 3; Hamaker, De rekeningen der Grafelijkheid van Zeeland, I (W.H.G. N.S. 29), 1879, p. 250 en II (W.H.G. N.S. 30) 1880 p. 308, 311 en 377. »
18. Genealogie van de graven van Holland, t.a.p., bronnen : « P.L. Muller, Regesta Hannonensia, 1881, p. 172; Hamaker, Rekeningen Zeeland, I, p. 171 en 256; H.J. Smit, De rekeningen der graven en gravinnen uit het Henegouwse Huis, II (W.G.H. 3e serie 54), 1929, p. 155. Als Agatha de moeder van deze Willem was, dan was zij in 1345 al op hoge leeftijd. Vgl. Hamaker, Rekeningen Holland II, p. 326, 477, 551. De bekende Henegouwse bastaarden met de voornaam Willem, kunnen geen van allen zonen van haar geweest zijn. »
19. Genealogie van de graven van Holland, t.a.p., bronnen : « Reg. Hann. p. 258: haar zoon Willem kreeg in Febr. 1339 van de graaf een jaarrente en werd in 1343 vermeld bij de ontvangsten van huur van hofsteden in Haarlem (Hamamer, Rekeningen Holland II, p. 225, 226. »
20. Genealogie van de graven van Holland, t.a.p., bronnen : « v.d. Bergh I, geslachtstafel, zonder bewijsplaats. »
21. Genealogie van de graven van Holland, t.a.p., bronnen : « Zou een zoon zijn van Catharina van Voorne, komt echter niet in oorkonden voor, vgl. Obreen, Floris V, p. 24. »
22. De oorkonden en de kanselarij van de graven van Holland tot 1299, t.a.p., p. 299, 303, 307, 310.
23. Nijhoffs Geschiedenislexicon, t.a.p., p. 193-194; bronnen : « LITT. H.Obreen, Floris V, graaf van Holland en Zeeland, heer van Friesland (1907); F.W.N. Hugenholtz, Floris V (1966). »
24. Genealogie van de graven van Holland, t.a.p., p. 6.
25. Biographisch woordenboek der Nederlanden, deel 6, t.a.p., p. 122-124.
26. Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek, deel 2, t.a.p., kol. 447-448.
|