VorigePlaatsen in KennemerlandVolgende

Hilde kan me nog meer vertellen !

Inhoud van deze pagina

Actuele inleiding, 2024

In 2008 leek het pleit beslecht. Na jarenlang elektronische berichten te hebben ontvangen die bestonden uit kinderachtige grappen en persoonlijke beledigingen werd er in 2005 uitvoering geantwoord op één van de grootste waffels: de Brabantse Ton Spamer, zie : De Deurnse Doordraver en : Epiloog. Sindsdien zijn er geen vervelende berichten meer ontvangen. Quid pro quo, voor wat, hoort wat. Nog een paar jaar verschenen er wat folklorologische boeken, waaraan vaak jaren was gewerkt, maar in 2008 was het goeddeels afgelopen. Zo goed als niets meer (als we Kees Nieuwenhuijsen in 2017 niet meetellen, die een bord voor zijn kop heeft) tot 2023, dat wil zeggen een heel decennium, eigenlijk nog heel wat meer, wat hier voorspeld was in 2008 in een voorlopige balans De Bluffende Blaaskaken , en wat bevestigd werd in 2019 Hoe kwamen de Angelsaksische predikers in Kennemerland ? (Lezing, Egmond, 30 maart 2019). Pas in 2023, dus na vijftien jaar van bijna niets komt er weer een aanzienlijke folklorologische reactie, hieronder te vinden. Geen geschiedkundigen meer, maar archeologen die geschied gaan schrijven, geheel buiten hun academische competentie, wat niet nieuw is, en geheel in de ‘traditie’ van de prof. dr. ir. Cordfunke, een scheikundige, die niet alleen liet opgraven (zelf deed hij niets), maar er ook geschiedkundig van alles bij verzon, en archeologie en geschiedschrijving doorheen husselde.
Beginnen we met de beunhaas Kees Nieuwenhuijsen in 2017, vervolgens zoeken we een beetje terug, tot vóór 2008, om vervolgens in te gaan op de nieuwe heisa van 2023.
Toch wel leuk, zo’n pseudo-pretpark, op niet eens tweehonderd meter afstand van waar ik ben geboren.

Een lezing (Huis van Hilde, 2017, Kees Nieuwenhuijsen)

Al weer lang geleden, 2017. In het Huis van Hilde te Castricum (1) wordt een serie lezingen georganiseerd onder de titel: “Hilde kan me nog meer vertellen” (zonder uitroepteken).

Op 16 november 2017 was het de beurt aan de amateurhistoricus Kees Nieuwenhuijsen (het persbericht is hieronder geheel weergegeven opdat het niet verloren gaat). Het ging om belegen beweringen uit de oude doos (een verslag is niet bekend) waarvoor nog altijd geen primaire bronnen of archeologie kunnen worden overlegd, dan wel van elders zijn aangesleept om er vervolgens een verzonnen dagdromerige uitleg aan te geven (2).

Voor wie folklorologie en geschiedenis liever uit elkaar wil houden, enkele verwijzingen :

  • Over de Noormannen (afgezien van de verwarring met de latere ‘Vikingen’) in Fresia (het gebied ten noorden van Artesië) : Frisi, Normanni, Saxoni; ze plunderden in zuidelijker streken en in Holland is er geen Noormannen-burcht aangetroffen, resten van Noormannen schepen zijn bijgevolg erg onwaarschijnlijk, en er viel ook niet veel te halen.
  • Over 885 en de moord op Godfried de Noorman in Fresia : Gerulf II, graaf van de Fresonen, en Waltger Freso; die moord vond plaats in Noord-Frankrijk.
  • Over de Noormannen in Heiloo: De Runxputte te Heiloo.
  • Over de oorsprong van de graven van Holland : Burggraven van Gent, 962-1039; pas in de elfde eeuw beginnen deze uit Gent verdreven ‘graven’ te avonturieren in de moerassen ten noorden van de grote rivieren.
  • Over de conflicten tussen de bisschop van Utrecht en de graaf van Holland (twaalfde eeuw) : Willibrord; pas in 1101 verschijnt de naam “Hollant” voor het eerst in schrift; de naam “West-Frisia” nog veel later.
  • Over de slag bij Flaridingun (Phladirtinga?, 1018, wat gaat over een schermutselinkje waarvan niemand meer weet waar dat zich afspeelde; het kan moeilijk Vlaardingen zijn geweest dat pas later ontstond) : Dirk III en Dirk IV.
  • Over de dilettant (in de betekenis van beunhaas) Kees Nieuwenhuijsen : De geografie van de ‘Lex Frisionum’, Conclusies.

Kees Nieuwenhuijsen dient aan te tonen alsvorens te beweren; zolang hij dat niet doet blijft hij een folkloristische wauwelaar.

PERSBERICHT, 3 november 2017

« Zuid-Hollandse graven in Noord-Holland

Lezing over het verzet tegen de Graven van Holland

Op 16 november houdt amateurhistoricus Kees Nieuwenhuijsen een lezing over het verzet tegen de graven van Holland door de eeuwen heen. De bisschoppen van Utrecht voerden in de elfde eeuw een felle strijd. Eeuwen later had ook de plaatselijke bevolking in Noord-Holland weinig op met zijn heren. Hoe brachten de graven van Holland het er van af? Kees Nieuwenhuijsen belicht deze periode uit onze geschiedenis, die ook in de nieuwe tentoonstelling ‘Van Viking tot graaf van Holland’ aan bod komt.

Het graafschap Holland ontstond in het jaar 885. In de volgende twee eeuwen breidde het graafschap, dat toen nog West-Frisia heette, verder uit. De graven moesten daarbij voortdurend strijd voeren tegen de bisschoppen van Utrecht die ook geld zagen in de ontginning van de veenmoerassen achter de duinen. In de elfde eeuw waren er verschillende militaire confrontaties. De bisschoppen hadden machtige medestanders, maar de graven lieten zich niet zomaar verslaan. De grootste veldslag vond plaats in Vlaardingen in het jaar 1018. Ook wordt stilgestaan bij de situatie in het huidige Noord-Holland. Daar moesten de graven het opnemen tegen de plaatselijke bevolking die weinig op had met hun heren. In 1132 ontaardde dit in de West-Friese Oorlogen, maar al veel eerder was te zien dat de graven hier eigenlijk geen gezag hadden.

De lezing is onderdeel van de serie ‘Hilde kan me nog meer vertellen’ van de Stichting Oer-IJ en Huis van Hilde. Deze lezing is de derde in het programma en wordt net als andere lezingen in Huis van Hilde gehouden. Nieuwenhuijsen is amateurhistoricus en reenactor uit Vlaardingen, en actief betrokken bij de organisatie van de herdenking van 1000 jaar Slag bij Vlaardingen. Hij schreef ook het boek ‘Strijd om West-Frisia’.

Lezing ‘Zuid-Hollandse graven in Noord-Holland’, 16 november, Kees Nieuwenhuijsen

  • Locatie: Huis van Hilde, donderdag 16 november 2017, 20-22 uur
  • Kaarten 10 euro, inclusief koffie (vrienden van het Oer-IJ 10 procent korting); bij vier of meer lezingen in de serie: 2 euro korting per lezing.
  • Inschrijving: www.oerij.eu; meer informatie: 023-5143247, huisvanhilde.nl of oerij.eu
  • Volgende lezing: donderdag 7 december, Koen van der Driesche, ‘Echo van het IJ – op zoek naar het Oer-IJ in het Castricummer landschap’

Noot van de redactie

Informatie/beeldmateriaal: Tom Orij, communicatie@huisvanhilde.nl, tel. 06-1012 9726 of Stichting Oer-IJ, Léon Klein Schiphorst, tel 06-3492 5839
Geopend: di t/m vrij 9-17 uur; za en zo 11-17 uur; Westerplein 6, 1901 NA Castricum, huisvanhilde.nl »

Wisselend gezwam en verborgen geleuter, 2003

Wisselende seizoenen en verborgen landschappen : Wetland archeologie in de Velserbroek / J.H.F Bloemers en L.L. Therkorn, 2003.
Zoals altijd : de beschreven archeologie staat hier niet ter discussie, daar zijn andere plaatsen voor, wat gevonden is blijft gevonden; het gaat hier om de onzinnige aannames die er aan voorafgaan en er op volgen.
In de vierde eeuw is de bevolking aldaar vertrokken, in de tijd van Engelmundus was er dus niets, wat voor de onderzoekers heel teleurstellend moet zijn geweest, want we weten nog steeds niets over waar Willibrordus en Bonifatius te Velsen stonden te preken, en van Engelmundus is er ineens geen sprake meer, wat pseudo-wetenschappelijk bedrog is. In dit boek is, heel vernuftig, het één en ánder te vinden over… kuilen in de vorm van sterrenbeelden ! En deze is ook van belang : « De Grieks-Romeinse, Keltische en Germaanse godenwereld kennen allemaal de symboliek van de wereld- of levensboom. Voor de waarnemingen in de Velserbroek zijn vooral de Middeleeuwse teksten uit Noordwest-Europa van belang: verhalen uit de Scandinavische en Angelsaksische mythologie zoals de Edda en over missionarissen die de Germanen trachten te bekeren tot het Christendom. » (p. 31). Als er voor Noord-Holland niets is, dan moet je natuurlijk leentjebuur gaan spelen of zelfs op zoek gaan in Verwegistan, waarover het volgende wordt medegedeeld : « De combinatie van de historische bronnen [???] met archeologische waarnemingen zoals in de Velserbroek leidt tot verhelderende en spannende analyses. » (p. 32). Daar staat dit werkje vol van, juist ja, van onzinnige vragen.

Een broddelwerkje, 2006

Het land van Hilde : Archeologie in het Noord-Hollandse kustgebied / Claudia Dekkers, Gaston Dorren en Rob van Eerden. – Haarlem : Provincie Noord-Holland : Utrecht : Stichting Matrijs, 2006; tweede druk 2007.
Dit werk heeft gelukkig geen enkele wetenschappelijke pretentie; het is eerder een reclamedrukwerkje waaraan geen enkele geschiedkundige te pas is gekomen; het werd geschreven door twee journalisten die geen eigen onderzoek hebben ondernomen en een archeoloog die voor zijn geschriften bereidwillige ‘journalisten’ nodig heeft.
Tekst noch illustraties worden verantwoord, voor de schijn-verantwoording van de illustraties worden meest namen van private verzamelaars opgegeven (een geweldige innovatie om alles zo oncontroleerbaar mogelijk te maken) maar nauwelijks oorspronkelijke bronnen, en veel is door Rob van Eerden in hoogst eigen persoon zonder enige verdere verantwoording aangeleverd, en waarvoor vervolgens schaamteloos ook weer kopierechten worden opgeëist; toegevoegd is een literatuurlijstje vol van nieuwe willekeur, waarin het werk van plaatselijke grootheden en leermeesters als prof. dr. ir. Erich Heinz Pieter Cordfunke en Herbert Sarfatij heel opmerkelijk ontbreekt (worden ze niet meer presentabel geacht ?), terwijl er vooral hyper-moderne folklorologie wordt opgevoerd; typografie en drukwerk zijn dankzij provinciaal belastinggeld van uitstekende kwaliteit.

En het kan heel veel jaren later nog altijd steeds zotter volgens een delilerende ‘drs. ing.’

Rob van Eerden overWodan.

« Datum: Donderdag 28 maart [2024], 20:00 uur (museum open vanaf 19:15 uur)
Lezing: ‘Wodan in Frisia; voorchristelijke godheid in Noord-Holland’
Door: Rob van Eerden
Toegang: €7,50 (incl. koffie/thee)
Ook het museum bezoeken? Dan kan dat die avond gratis met een Museumkaart of voor het gereduceerde tarief van €5,00.
Aanmelden: klik hier om je aan te melden
Aan de hand van de analyse van de vormentaal op metalen voorwerpen uit de 6e en 7e eeuw is meer bekend geworden over de verering van de goden vóór de komst van het christendom in Noord-Holland. Daarmee [?] wordt tevens een verklaring gegeven waarom de dagen van de week zijn vernoemd naar de oude, Germaanse goden.
Drs. ing. R.A. (Rob) van Eerden is beleidsadviseur archeologie, sector Regionale Economie en Erfgoed bij provincie Noord-Holland. »

Tot tegenbericht kwam daar nauwelijks iemand op af. Een verslag is bijgevolg dan ook niet bekend.

Van een aanbod van onze kant in 2019 om in het ‘Huis van Hilde’ een geheel gratis lezing te geven (reis- en verblijfskosten zouden niet in rekening worden gebracht) over het eerste millenium in Kennemerland (in Egmond bleek dat geen probleem te zijn) werd geen gebruik gemaakt, daar was geen plaats voor.

Bij de ‘democratische controle’ in Noord-Holland moet er toch wel het één en ánder zijn gemist. Er wordt namelijk verwezen naar de volgende uitgave :

Een folklorologische dubbele kiloknaller

Na vijftien jaar weinig tot niets (geen enkele academisch gevormde geschiedschrijver houdt zich nog met het onderwerp bezig omdat de folklorologische stellingen onhoudbaar zijn gebleken) is er alsnog iets gewichtigs opgedoken : Noord-Holland in het 1e millennium / door Johan Nicolay en Rob van Eerden (redactie). – Castricum : Archeologiemuseum Huis van Hilde, 2023. – 888 p. (2 dln.). – €75,-, « een cruciaal naslagwerk voor de NoordHollandse archeologie en geschiedschrijving » (Achterflap). Geen enkele geschiedschrijver heeft evenwel nog medegewerkt aan dit boek, een veeg teken, en iets oudere archeologische opgravingen worden veronachtzaamd, een al even veeg teken.
De titel is geplagieerd van SEMafoor, Stichting Eerste Millenium, waarin ernstig van gedachten wordt gewisseld over het onderwerp, maar dan zonder onwelgevallige opvattingen uit te sluiten, iets dat Johan Nicolay en Rob van Eerden (twee baantjesgasten) in al hun pseudo-academische hooghartigheid juist tot uitgangspunt hebben verheven.
Alweer zo’n provinciaal gesubsidieerd koffietafel zelfs dubbelboek waarmee je meerdere personen tegelijk de schedel kan inslaan en waarin zo min mogelijk wordt verantwoord. Het is, gezien de massa, overduidelijk niet bedoeld om te informeren of te overtuigen, maar om te overdonderen.
In afwezigheid van geschiedkundigen wordt er wel een heel legertje van mensen opgevoerd dat er op uit gaat met metaaldetectors vooral om oude munten te vinden, die ze vervolgens niet zelden onderhands te koop aanbieden aan verzamelaars die niet erg geïnteresseerd zijn in de herkomst; wat diefstal is van cultureel erfgoed, en die verzamelaars zijn helers.
Je kan deze dubbele kiloknaller, voor zover bekend, nergens bestellen, maar in het Huis van Hilde te Castricum kan het ter plekke (zo wordt beweerd) worden aangeschaft. Als je de hele €75,- ineens contant op de toonbank legt, dan krijg je het mogelijk zonder veel verdere problemen mee, wat een hele opgave blijft voor mensen die op afstand wonen of minder kapitaalkrachtig zijn.
Gelukkig is inmiddels het geheel eindelijk ook volledig en gratis toegankelijk op het web (dat had nogal wat voeten in de aarde), zodat de vraag kan worden gesteld waartoe die kostbare papieren uitgave dient. Meest waarschijnlijk om het allemaal erg ‘gewichtig’ en ‘geleerd’ te maken, terwijl het gaat om tamelijk eenvoudige, en voor een ieder begrijpelijke onderwerpen.
De besproken nieuwere archeologie is natuurlijk interessant, maar dat gaat nog immer, heel teleurstellend, over wel heel weinig, en het belang ervan wordt zoals gebruikelijk met veel bluf schromelijk overdreven.
Volgens de oudere archeologie in Kennemerland, zoals geleid door Herre Halbertsma – in deze geheel onverdacht, omdat hij wel degelijk ook folkloroloog was (zie ook : Herre Halbertsma) – zoals in Heiloo en Velsen, was er op beslissende plaatsen niets te vinden van vóór de twaalfde eeuw. Dat levert een leuke spagaat op omdat Halbertsma als archeoloog integer was, bijgevolg als zodanig moet worden genegeerd en genegeerd wordt, terwijl hij als ideologisch folkloroloog, waar hij ijlde, door veelal dezelfde mensen in ere moet worden gehouden.
Voor de geschiedschrijving zijn er nauwelijks nog ter zake kundigen die de achterlijke folklorologie blijven na-papagaaien, dus komen er hier vooral ondeskundigen aan het woord, waar, bij gebrek aan beter, zelfs op wauwelaars als Marco Mostert (een ‘codiciloog’) en Kees van Nieuwenhuijsen (een beunhaas) is teruggevallen, om het toch nog maar weer eens een keer te kunnen hebben over het al lang afgeschreven magische trio Willibrordus, Adelbertus en Engelmundus (Jan de Koning werkt daar ook vrolijk aan mee); verder komen Vikingen en zelfs “Germaanse Goden” (hoe gek kan het worden) al weer een tijdje steeds meer in de mode, hoewel je het daarover allemaal na 1945 eigenlijk niet goed meer kon hebben vanwege de Ahnenerbe van Heinrich Himmler en Herman Wirth, zodat voor de geheel nieuwe belangstelling toch wel enige rechtvaardiging mocht worden veronderstelt; de daartoe gedane poging kan welgevoeglijk als mislukt worden beschouwd, want het blijft nazistische luchtfietserij, waarbij zelfs door echte nazi’s nog nooit iets is opgeëist voor Noord-Holland (Anton Mussert heeft, voorzover bekend, zoiets nooit geprobeerd).
De IJslandse Edda (een mythologische samenstelling uit de dertiende eeuw om de onafhankelijkheid ten opzichte van Noorwegen op te eisen, een voorloper van Harry Potter), de ‘alt-germanische’ Jan de Vries, ‘runen’, paraskevidekatriafobie, Heer Lem als stichter van Haarlem, en de hele verdere reutemeteut, tot vervelens toe, ligt weer goed in het gehoor van nieuwerwetse historische onbenullen en wordt weer salonfähig gemaakt… in Castricum (Hotel Borst en De Oude Schimmel komen nog weinig in aanmerking, dus nu is er het Huis van Hilde).
Maar er ontbreekt toch ook weer van alles, zoals de Finse Kalevala; en waar zijn de Hunnen en Dzjengis Khan ?
Zelfs prof. dr. ir. Erich Heinz Pieter Cordfunke, tot het verschijnen van het bovengenoemde duo de grootste wauwelaar waar het om de vroege plaatselijke geschiedenis van Holland gaat, heeft zich daaraan nooit vergrepen.
Positief puntje : geen woord meer over de Canninefaten (ze zijn in dit werk alleen te vinden in de titels van twee kennelijk verder voor Noord-Holland afgeschreven, maar desalniettemin toch opgevoerde publicaties); jammer dat die afwezigheid niet verantwoord wordt.
Maar goed, er wordt zo min mogelijk verantwoord, en : leve de stiekeme achterdeur voor bovennatuurlijke verdwijningen !
Onvermijdelijk : over een tijdje komen zelfs de Canninefaten, die zo graag konijnen aten, vast wel weer terug, Alkmaar was immers hun hoofdstad !
En het Oera-Linda Bock komt over een tijdje ook weer in de belangstelling, dat is ook al een periodiek verschijnsel.
Dat alles kunnen we Johan Nicolay en Rob van Eerden met een gerust hart toevertrouwen.
Ze zijn zeer beslist geen corrupte wetenschappers, tegen die schandelijke beschuldiging moeten ze met alle kracht in verdediging worden genomen; want het zijn in het geheel geen wetenschappers; het zijn morosofen.

Hoofdstukken en auteurs:

  1. Inleiding: Noord-Holland in het 1e millennium (Johan Nicolay en Rob van Eerden)
  2. De ontwikkeling van het landschap (Rob van Eerden en Peter Vos)
  3. Gouwen, oerparochies en nederzettingsterritoria (Jan de Koning)
  4. De nederzettingen (Rob van Eerden, Johan Nicolay, Menno Dijkstra en Jan de Koning)
  5. Boerderijen en schuren (Menno Dijkstra)
  6. Handgevormd aardewerk, 2e-4e eeuw (Annet Nieuwhof en Frans Diederik)
  7. Import- en handgevormd aardewerk, 5e-10e eeuw (Jan de Koning)
  8. Sieraden, gordels en wapens, 3e-8e eeuw (Johan Nicolay)
  9. Politieke netwerken en Noordzee-koninkrijken, 6e-7e eeuw (Johan Nicolay)
  10. Omgang met de doden, 2e-10e eeuw (Johan Nicolay)
  11. De taal in Noord-Holland, 3e-8e eeuw (Arjen Versloot, Kees Nieuwenhuijsen en Rob van Eerden)
  12. Voorchristelijke goden en diersymboliek, 5e-8e eeuw. (Rob van Eerden en Johan Nicolay)
  13. De kerstening van West-Frisia (Marco Mostert)
  14. Synthese: provinciale onderzoeksagenda (Rob van Eerden) : Inleiding: Noord-Holland in het 1e millennium (Johan Nicolay en Rob van Eerden)
  15. De ontwikkeling van het landschap (Rob van Eerden en Peter Vos)
  16. Gouwen, oerparochies en nederzettingsterritoria (Jan de Koning)
  17. De nederzettingen (Rob van Eerden, Johan Nicolay, Menno Dijkstra en Jan de Koning)
  18. Boerderijen en schuren (Menno Dijkstra)
  19. Handgevormd aardewerk, 2e-4e eeuw (Annet Nieuwhof en Frans Diederik)
  20. Import- en handgevormd aardewerk, 5e-10e eeuw (Jan de Koning)
  21. Sieraden, gordels en wapens, 3e-8e eeuw (Johan Nicolay)
  22. Politieke netwerken en Noordzee-koninkrijken, 6e-7e eeuw (Johan Nicolay)
  23. Omgang met de doden, 2e-10e eeuw (Johan Nicolay)
  24. De taal in Noord-Holland, 3e-8e eeuw (Arjen Versloot, Kees Nieuwenhuijsen en Rob van Eerden)
  25. Voorchristelijke goden en diersymboliek, 5e-8e eeuw. (Rob van Eerden en Johan Nicolay)
  26. De kerstening van West-Frisia (Marco Mostert)
  27. Synthese: provinciale onderzoeksagenda (Rob van Eerden)

Backup : dl. 1; dl. 2 (om verdere onverklaarbare verdwijningen te voorkomen).

Het gaat dus om heel weinig auteurs, namelijk maar tien : Johan Nicolay, Rob van Eerden, Peter Vos, Jan de Koning, Menno Dijkstra, Annet Nieuwhof, Frans Diederik, Arjen Versloot, Kees Nieuwenhuijsen en Marco Mostert.

De schrijvers zijn als ter zake kundigen in de geschiedkunde geheel en al, en wel definitief als onverbeterlijk, af te schrijven.

Die zijn net zo wetenschappelijk als de bedrijvers van astrologie, frenologie en psychoanalyse en nog heel veel anders, zoals de spannende maar onzinnige vragen van de pseudo-archeoloog en oplichter Erich von Däniken.

Als je in een als zo belangrijk bedoeld en omvangrijk historisch werk in een voetnoot durft op te merken : « Simek (1984, Einleitung) meent dat er van 1500 v.Chr. tot 1000 n.Chr. een Germaanse cultuur bestond die even belangrijk was als de klassieke beschaving, zich geografisch uitstrekkend tot IJsland in het noorden en de Zwarte Zee in het oosten. » (p. 783), dan zit je niet eens op vijf centimeter afstand van Erich von Däniken, en meest waarschijnlijk zelfs uit zijn neus te peuteren.

Maar goed, hier zijn we het helemaal met elkaar eens : « Met het werk van Grimm wordt in 1835 de toon gezet in zijn Deutsche Mythologie, waarin hij binnen de context van de Duitse staatsvorming een beeld geeft van een min of meer uniforme, Germaanse (lees: Scandinavische, Engelse alsook continentale) religie, stevig leunend op de Edda. Als uitdrukkelijke ‘gelovers’ in het bestaan van een overkoepelende, Germaanse godengroep (pantheon) kunnen ook Todd, Holzapfel en Janson genoemd worden; zij zien aanwijzingen voor een min of meer verwante ‘Germaanse religie’ in geheel Europa boven de Alpen. » (p. 783-784).

En we lezen : « Schriftelijke uitingen bleven beperkt tot enkele korte inscripties in ‘runen’. » In noot: « In Noord-Holland zijn tot heden nog geen runeninscripties gevonden. » (p. 39). Dus waar hebben we het over ? Maar weer eens opscheppen met wat er allemaal niet is gevonden ? Sinds 1945 worden er trouwens ineens nauwelijks nog ‘runen’ gevonden. Het gaat vooral over heel gemakkelijk gemaakte vervalsingen, ten gunste van nationale Scandinavische ontstaansmythes, wat vervolgens koren was op de molen van de nazi’s, want in Duitsland zélf was er zo weinig. En in Holland was er helemaal niets.

En alweer : « Er was een systeem van (niet erfelijke) leiders en volgelingen, dat in stand bleef door trouw te betonen in de strijd, door het aangaan van huwelijksrelaties en door het uitwisselen van waardevolle geschenken. » Geen enkel gedocumenteerd voorbeeld wordt gegeven en dus gaat het om een loze bewering, waar die 888 bladzijden overigens behoorlijk vol van staan. Er wordt vreselijk veel in dezelfde geest gezwetst.

Na al de ‘Vikingen’-onzin in Castricum gaat dit ‘monumentale’ werk ineens wel heel erg weinig in op ‘Vikingen’. Die vroeg-middeleeuwse stoevers hebben overduidelijk zichzelf afgedaan (hoe zit het nou eigenlijk met die geheime Vikingenboot die al heel veel jaren geleden gevonden zou zijn of zou worden in Bakkum ?) en die ‘ontdekkers’ blijven toch ook wel erg graag anoniem ! Of hebben we het toch over alleen maar de ongrijpbare Jan de Koning ?

Conclusie : « Historici en archeologen lijken daarmee gevangen tussen twee doctrines: 1) ze accepteren het vroegere bestaan van een Germaanse godenverering, maar vermelden het feit dat de (geschreven) bronnen veel te wensen overlaten aan consistente informatie, óf 2) ze ontkennen (of bagatelliseren) het vroegere bestaan van een Germaans pantheon en blijven zitten met een serie aanwijzingen die te ‘taai’ zijn om weg te redeneren. Een tussenpositie wordt ingenomen door onderzoekers die een zekere mate van gelijkvormige verering van de Germaans-Noordse goden erkennen, maar dan in een meer regionale, diverse en in de geschreven bronnen met Romeinse en christelijk-Frankische gedachten overgoten ‘werkelijkheid’. » Zo worden de twee hoofd-auteurs de mannen-van-het-midden, maar van welk midden meer precies, of het midden van wat ? Duidelijk is : « Restanten van tempels en heiligdommen uit het 1e millennium zijn in Noord-Holland niet bekend. » Wordt er dan toch nog wat anders gevonden, dan zal het bijgevolg van elders en later zijn ingevoerd. Dat geldt dus ook voor de metalen sieraden die hier voorop staan, want verder is er niets.
En dan wordt het zeer traditionalistisch toch wel erg wazig : « Bestudering van deze beeldtaal kent internationaal een lange geschiedenis en heeft als doel de symbolisch-religieuze, misschien zelfs magische betekenis van enkele dominante sierelementen te duiden. Deze elementen vormden onderdeel van een beeldtaal die voor de makers en dragers van de sieraden vermoedelijk eenvoudig leesbaar was, doordat ze verwezen naar mythische verhalen en heldenverhalen die tijdens feesten en andere bijeenkomsten werden verteld of bezongen. De betekenis van deze beeldtaal is door de komst van het christendom naderhand vrijwel volledig uitgewist. Wat het ‘lezen’ van de beeldtaal verder bemoeilijkt, is dat de vormentaal bijna altijd subtiel, sterk symbolisch en uitgesproken dubbelzinnig is. » (p. 785). Waar gaat het dus meer duidelijk over ?

« In het zuidelijke Noordzeegebied waren vanaf het midden van de 5e eeuw mantelspelden in gebruik die in vorm en versiering op Scandinavische prototypes teruggaan. » (p. 785). Daarvoor worden er geen Scandinavische voorbeelden gegeven. Voor de rest wordt er in het geheel niets getoond dat in Holland is gevonden (buiten wat ‘sceatta’-valsemunterij), wat natuurlijk heel ‘dubbelzinnig’ is. Want dat boek ging toch eigenlijk over Noord-Holland, of niet ?

Een goedbedoelde aanwijzing

884.
« Eoden anno Nortmanni, qui in Chinheim ex Danimarca venerant, adsentiente Godefrido Rhenum navigio ascendunt et Diusburh oppido occupato, munitionem in eodem loco more solito construunt, et in eo tota hieme resident. Contra quos Heinricus dux castra posuit, et nullatenus praedas agere permisit. Redeunte vernali tempore, castris exustus, maritimis locis se recipiunt. »
Bron : Reginonis Chronicon, M.G.S., I, p. 594, gedeeltelijk aangehaald in : SEMafoor, 2e jrg., nr. 3, p. 3.
Vertaald :
« In dat jaar trokken (of voeren) de Noormannen die vanuit Danimarca in Chinheim waren aangekomen, met toestemming van Godfried de Rhenus op en namen de stad Diusburh in waar zij op gewone manier versterking bouwden en de hele winter verbleven. Tegen hen richtte hertog Hendrik een versterking in om hen het roven te verhinderen. Tegen het begin van de lente verbrandden zij hun versterking en trokken zij weer naar de kuststreken »
Bron : Reginonis Chronicon: M.G.S. I, p. 594, vertaling Albert Delahaye, De ware kijk op …, deel I, p. 180.
Chimheim (elders Kinnim) is hier Quingoie bij Tournehem, Diusburh is Riquebourg, eerder bekend als Divus Burgus, de Rhenus is de Schelde; Danimarca is hier de mark van de Keltische Dani, die volgens andere bronnen naast de Bretones woonden en dus uit Normandië kwamen waar de Romeinen ze al hadden ontmoet; niks geen Scandinavië dus.

Bron : Reginonis Chronicon, uitgave 1826, voor een latere uitgave : Reginonis Chronicon, uitgave 1890.


Voor een gedetailleerde kritische bespreking van Noord-Hollandse archeologie : « ‘De Krocht’ is doorwrocht ! » Een opgravingsverslag uit Limmen (boekbespreking), om het werkelijke van het bedenkelijke te onderscheiden.


Vervolg Volgende


Aantekeningen

1. Een tamelijk oubollige naam voor een archeologisch museum van een hele provincie, op een mooie plek, met een heel groot Madame Tussauds-gehalte, nog net geen pretpark, met een ongelooflijke magerheid aan archeologie, net als in Alkmaar, Haarlem en Leiden, alwaar er ook al niet veel te zien is dat archeologisch in geschiedkundige overwegingen kan worden meegenomen.

2. De goochem Kees Nieuwenhuijsen stelde zich aanvankelijk voor als “dr.”, hoewel hij nóch opgraafkundige, nóch geschiedkundige is. Hij staat niet bekend als iemand die zelfstandig enig onderzoek in de oorspronkelijke schriftelijke bronnen heeft gedaan, nóch beroept hij zich op eigen verdiensten in de opgraafkunde. Hij verzint vooral door vanuit allerlei verzinsels van anderen, die zelf ook al weinig onderzoek deden, maar die ook weer ‘overschreven’, van weer andere fantasten. Dat promoveert Kees Nieuwenhuijsen tot grootmeester in de fantastologie; wat eigenlijk te veel eer is, en inmiddels is hij dan ook ingehaald door Rob van Eerden en Johan Nicolay, twee betaalde niet-geschiedkundigen, inmiddels opper-grootmeesters in de fantastologie, allemaal uit de ‘school’ van prof. dr. ir. Erich Heinz Pieter Cordfunke.


Start : 26 november 2017, laatst bijgewerkt Bevrijdingsdag 2024
























Viking

Er wordt elders een beetje gewerkt aan een herziening van de geschiedenis in de richting van een oorspronkelijke Slag bij Castricum in 885 (‘gereenacted’, gewoon gesproken : nagespeeld, veel ouder dan die echte van 1799) ; op de afbeelding wellicht Kees Nieuwenhuijsen in hoogst eigen persoon en in vol ornaat ?
Dat oplichtende zwaard ontleend aan Starwars is natuurlijk heel mooi; en we zien ook een schild met een smaakvolle swastika.
Zie ook : http://www.keesn.nl/ (sinds juni 2018 niet meer onderhouden).
Er missen horens op die helm, maar die waren eerst later door Richard Wagner bedacht, dus daar kan je niet goed meer mee aankomen.
Er is ook al een ‘aarden wal’ verondersteld (waarvan in het landschap niets is aangetoond), en waarbij het onduidelijk is of je daarvoor, daarachter, of er bovenop moest staan om iets tegen ‘Vikingen’ te verdedigen.
Daar wordt weer tegeningegaan met andere verzinsels dat die Noormannen eigenlijk heel vriendelijke handelaars waren, hoewel ze dan weer wel met vals geld betaalden (zie onder).
(Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw scherm)


Het is niet te stoppen: Vikingen in Castricum ! (Gevechtsfilmpje op Facebook, in januari 2018 verwijderd, daarna weer verschenen).


Het Noordhollands Dagblad heeft een prachtige foto van deze zo opvoedende gebeurtenis bewaard :

Viking
© Ronald Goedheer.

Als die rechter een ‘Viking’ was dan moet die linker een Bakkummer zijn geweest (voor of na het laatste deuntje ?)
En die flauwekul wordt gesubsidieerd en gesponsord steeds verder uitvergroot.


Erg veel Brunhildes waren er niet (bij gebruik van die link, klik onderaan op ‘back’ voor meer inspiratie).

Viking


De ‘reenactment scene’ is altijd een mannenaangelegenheid geweest, waarin de ‘Noorvrouwen’ hun plaats dienden te kennen. Daarin begint eindelijk geleidelijk kentering te komen, maar van serieuze vrouwelijke proteststemmen is er heel weinig bekend. Als we dan ook nog de noor-kinderen (onder ouderlijke begeleiding) in betrachting nemen… dan krijg je dus dit (te behouden ‘cultureel erfgoed’, met horens en al ?) :

Viking

« Huis van Hilde viert kerst met Vikingen
Kom in de kerstvakantie naar Huis van Hilde in Castricum en vier kerst met de Vikingen. Rond dit thema is van alles te beleven voor groot en klein. Veel activiteiten zijn gratis.
Zelf meedoen is natuurlijk mogelijk. Knutsel een Vikingboot, doe de Runen speurtocht, ontdek de ArcheoHotspot of beleef een voorstelling. »
Bron : Provincie Noord Holland, december 2017


Vikingmunt.

Namaak-Denarius uit de negende of tiende eeuw, gevonden te Bakkum

Bron : Stichting Werkgroep Oud-Castricum.

Op een filmpje te zien : nog een paar archeologen in dienst van de plaatselijke middenstand : Vikingen maken Castricum onveilig (een prachtig document in onbenulligheid dat behouden dient te blijven, vooral “En dan maak je het puzzeltje compleet, als het ware”, Anouk Velman, senior archeoloog van het Huis van Hilde !).
Rob van Eerden legt netjes uit dat de gevonden munten namaak zijn van munten uit Frankrijk en Duitsland, van keizer Lotharius [dus negende eeuw]; dat is slecht gedaan, met een opschrift met iets dat op letters lijkt maar die onleesbaar zijn (‘Lotharius’ valt er niet van te maken, en verder valt er helemaal niets van te maken; ‘runenschrift’ is het ook niet, dus hoezo ‘Vikingen’ ?), waardoor het gaat om wat door de specialisten genoemd wordt een “barbaarse imitatie”; eenzelfde munt schijnt ook op Wieringen te zijn gevonden.
Gevonden munten bewijzen geen bewoning op de vindplaats, noch handel met een plaatselijke bevolking die niet eens is gevonden (behalve wat lemenhutbewoners in Limmen), en al helemaal niet dat ze ter plekke zouden zijn geslagen; omdat het latere valsemunterij is zijn ze bovendien niet eens dateerbaar; er kan wel chemisch onderzoek worden gedaan naar de samenstelling en oorsprong van de metalen, die ongetwijfeld herbruikt zijn, zodat het daarmee ook oppassen is.
We wachten nog op de burchten en de graven van Rorik en Godfried de Noormannen.
Is er echt niets beters om de afgevoerde Kennemerse heiligen Willibrord van Heiloo, Adelbertus van Egmond en Engelmundus van Velsen te vervangen, die ‘Kennemerland’ al vóór de komst van de Noormannen zouden hebben gekerstend ?
Bij de Vikingen-onzin gaat het om twee te Bakkum gevonden valse munten uit de negende eeuw : Vikingen in Kennemerland (Backup). Het hele artikel hangt op onredelijke en onberedeneerde aannametjes (de in Kennemerland bekende methode Cordfunke).