VorigeHet Hollandse Huis, 1101-1299Volgende

Dirk VI, graaf van Holland

Inhoud van deze pagina

  1. Genealogie/oorkonden/numismatiek
  2. Primaire bronnen
  3. Egmondse bronnen
  4. Secundaire bronnen
  5. Noten

Genealogie/oorkonden/numismatiek

  • Geboren : onbekend
    Overleden : 5 augustus 1157 (1)
    zoon van : Floris II en Geertruid van Lotharingen (2)
    trouwt : vóór Sophia van Rheineck, dochter van Otto I, graaf van Reineck, en Geertruid van Nordheim, overleden Jeruzalem, 26 september 1176, begraven aldaar (3)
  • Genoemd in oorkonden : (4)
    Gegeven oorkonden : twee : 1125 en 1156 (5)
    • Bezegeld een schenking door Fastradus Scherebaard van goederen bij Gastel aan de abdij van Oostbroek (vervalsing).
    • Echternach, 8 maart 1156, staat, samen met gravin Sophia en hun zoon Floris, 120 gemeten land op Schouwen af aan de abdij van Echternach in ruil voor haar rechten op een aantal kerken in het graafschap.
  • Muntslag : toegeschreven.
  • Kinderen :
    • « Dirk, alias Pelgrim, geb. 1139. Hij was de oudste zoon, doch overleed reeds op 12-jarige leeftijd. » (6);
    • Floris III, volgt hieronder.
    • « Otto IV, graaf van Bentheim. Volgde in 1150 zijn grootvader Otto II op, vermeld 1166-1208, werd in 1187 burggraaf van Koevorden, nam in 1189 deel aan de Derde Kruistocht, moest in 1196 Koevorden met Drente weer afstaan. » (7), volgt hier niet verder.
    • « Boudewijn, proost van Oldenzaal en van St. Marie te Utrecht, werd 4 Juli 1178 tot bisschop van Utrecht gekozen; nam als aanhanger van keizer Frederik I Barbarossa in 1180 deel aan de expreditie tegen Hendrik de Leeuw; gest. te Mainz 30 (?) April 1196. » (8).
    • « Dirk, aanvankelijk domproost, als zodanig benoemd in 1196. Werd na de dood van zijn voornoemde broeder door de Hollandse partij tot bisschop van Utrecht verkozen. Zijn tegenkandidaat was Arnoud van Isenburg. Beide geestelijken reisden naar Rome, waar Dirk na Arnoud’s dood werd gewijd. Op de terugreis gest. te Pavia 28 Aug. 1197. » (9).
    • « Robrecht, wellicht een bastaard, vermeld 1169 en 1172; gest. vóór 1190, begr. te Rijnsburg. » (10).
    • « Sophia, abdis van Rijnsburg ± 1179-1186, gest. na 1212. » (11).
    • « Hedwig, non te Rijnsburg, gest. 28 Aug. 1167. » (12).
    • « Geertruid, jong gestorven, 10 Aug. van een onbekend jaar. » (13).
    • « Petronella, gest. 4 Dec. van een onbekend jaar. » (14).

    Primaire bronnen

    • De oorkonden en de kanselarij, 1971 :
      « Dirk VI graaf 2 mrt. 1121, necrologium van Egmond, uitg. Oppermann, Fontes Egmundensis, p. 108; sterft 5 aug. 1157, ibid., p. 109. » (15).

    Egmondse bronnen

    • Volgt

    Secondaire bronnen

    • Nijhoffs Geschiedenislexicon, 1981 :
      « Dirk VI (1121-57), †5. of 6.8.1157; zoon van Floris II de Vette en Geertruid (Petronella) van Opper-Lotharingen, halfzuster van Lotharius van Saksen. Volgde 1121 zijn vader op onder regentschap van zijn moeder. Deze handhaafde zich met moeite tegenover keizer Hendrik V tot Lotharius keizer werd (1125). De West-Friezen erkenden echter Dirks broer Floris de Zwarte, die ook door de Kennemers gesteund werd. De twist tussen de broers werd door Lotharius beslecht. Dirk huwde vóór 1137 Sophia van Rheineck, dochter van Otto I, graaf van Rheineck, en Geertruid van Nordheim. » (16).
    • Genealogie van de graven van Holland, 1954 :
      « Dirk VI, graaf van Holland 2 Maart 1121-1157. Regeerde eerst onder voogdij zijner moeder. Hij genoot de steun van haar halfbroer keizer Lotharius, wist Rijnland bij Holland in te lijven. In 1139 ondernam hij een tocht naar het Heilige Land, gest. 5 Aug. 1157. » (17).
    • Biographisch woordenboek der Nederlanden, 1858 :
      « DIRK VI, Graaf van Holland, oudste zoon van F l o r i s II Graaf van Holland, en van P e t r o n e l l a, ook G e e r t r u i d genaamd, dochter van D i r k, Hertog van Opper-Lotharingen. De dood van zijnen vader was oorzaak dat zijne moeder de regering aanvaardde gedurende zijne minderjarigheid. Niet eerder dan in het jaar 1132 aanvaardde hij de teugels van het bewind, toen de West-Friezen, die hem hulde weigerden, hem noodzaakten de wapens op te vatten. Hij versloeg hen, maar bragt hen niet tot onderwerping. Een twist met zijn broeder F l o r i s, bijgenaamd de zwarte, veroorzaakte nieuwen strijd, die niet dan door tusschenkomst van anderen geëindigd werd. Na den dood van dien broeder, trok hij aan het hoofd van eene talrijke legermagt naar de heerlijkheden van de Heeren v a n&n A r n s b e r g en v a n C u y k, die door hem te vuur en te zwaard werden verwoest. D i r k deed hierop in 1139 eene bedevaart naar het Heilige Land, en verwierf van Pans I n n o c e n t i u s II onafhankelijkheid van de Utrechtsche kerk, voor de abdijen van Egmond en Rijnsburg, en werden dezen het bijzonder eigendom van den pauselijken Stoel. Teruggekeerd, geraakte hij in 1143 in oorlog met den Utrechtsschen Bisschop H e r b e r t, daar Keizer K o e n r a a d III de Utrechtsche kerk hersteld had in het bezit van Oostergoo en Westergoo; doch gereed om de stad Utrecht stormenderhand in te nemen, komt de kerkvoogd ongewapend, maar in plegtgewaad aan het hoofd zijner geestelijkheid, en bedreigt den Graaf met den vloek der kerk, zoo hij niet terstond voor haar buigt en het beleg opbreekt. De fiere en vrome Graaf smeekt, blootshoofds en op de knieën, om verschooning. die hem verleend woldt, en gevolgd wordt door eene verzoening, die niet weder tussschen hen verbroken is.
      Slechts weinige jaren bleef de fakkel des oorlogs uitgedoofd. De dood van den Utrechtschen kerkvoogd H e r b e r t deed in 1150 geschillen ontstaan over zijnen opvolger, en D i r k plaatste eindelijk H e r m a n v a n H o o r n e gewapenderhand op den bisschopszetel. De West-Friezen, gebruik makende van deze twisten, vielen in 1155 in het grafelijk gebied, doch werden met een aanzienlijk verlies op de vlugt gejaagd; twee jaren daarna, den 5den Augustus 1157, overleed D i r k VI. Hij was gehuwd S o f i a, dochter van O t t o, Paltsgraaf van den Rijn, die hem zes zonen schonk en twee dochters. Zijn zoon Floris volgde hem, als de derde van dien naam, op. Zijne afbeelding ziet op onderscheide wijzen het licht.
      Zie Melis Stoke, Rijm-Kronijk, B. II. bl. 364-368, 375, 891; Scriverius, Kron, van Hol. Zeel. en Vriesl. bl. 134; van Leeuwen, Bat. Ill. bl. 1367; Hoogstraten, Woordenb.; van Hemert, Levensbesch. der Holl. Graven. bl. 108-117; (Loosjes), Charakterk. der Vaderl. geschied. D. I. bl. 210-224; Kok, Vaderl. Woordenb.; Wagenaar, Vaderl. Hist. D. II. bl. 216, 219-223, 227, 230, 232, 234-236; van Wyn, Bijv. en aanm. op Wagenaar, D. II. bl. 75-78; van Kampen, Vaderl. Karakterk. D. I. b. 95; Arend, Algem. geschied. des Vaderl. D. II. St. I b. 114-123; Kist en Royaards, Ned. arch. voor Kerkgesch. D. I. bl. 373, 408, 413, D. V. bl. 155; van der Chys, de Munten van Holl. en Zeel. bl. 54-62; Muller, Cat. van Portrett. bl. 1 306. »
       (18).
    • Nieuw Nederlandsch biographisch woordenboek, 1911 :
      « DIRK VI, T h e o d e r i c u s, graaf van Holland. gest. Aug. 1157, zoon van graaf Floris II en Petronella, volgde in 1122 zijn vader op onder voogdij zijner moeder. Gravin Petronella geraakte in 1123 in strijd met keizer Hendrik V, die een leger tegen haar en bisschop Godebold van Utrecht afzond; hertog Lotharius van Saksen kwam haar te hulp. In 1126 schijnen Ooster- en Westergoo voor een korten tijd met Holland vereenigd te zijn. In 1132 versloeg Dirk VI de West-Friezen, die nu F l o r i s d e n Z w a r t e, broeder van Dirk VI aan hun hoofd stelden en invallen in Kennemerland deden. Door bemiddeling van keizer Lotharius had er een verzoening tusschen de broeders plaats. Graaf Dirk behaalde belangrijke voordeelen op Andreas van Kuik, bisschop van Utrecht. In 1138 deed Dirk een tocht naar Jeruzalem. In 1143 trok hij ten strijde tegen Herbert, bisschop van Utrecht, doch werd door de bedreiging met den ban tot onderwerping gebracht. In 1150 mengde de graaf zich in den strijd over de verkiezing van een nieuwen bisschop van Utrecht, na den dood van bisschop Herbert. In 1157 moest de graaf weder de West-Friezen terugdrijven.
      Dirk VI was gehuwd met S o p h i a, dochter van graaf O t t o v a n R h e i n e c k.
      Hij is afgebeeld op den zgn. “St. Pieterssteen” in het Rijksmuseum te Amsterdam, afkomstig van de abdij Egmond.
      Zie : Annales Egmundani (Werken v.h. Hist. Gen., nieuwe serie n°. 1); A. Kluit, Historia critica comitatus Hollandiae et Zeelandiae I (Medioburgi 1777); Kalender voor de Protestanten in Nederland I, 152; Jaarboekje van Alberdingk Thijm 1893, 229.
      Poelman. »
       (19).
    • De West-Friezen en Kennemers steunen in 1129 tegenover Dirk VI diens broer Floris de Zwarte, die vrijt met Heilwiva, tot ongenoegen van haar ooms Godfried en Herman van Kuik, die gesteund worden door Andries van Kuik, bisschop van Utrecht. Dat is het voorwendsel voor een vete waarin Floris door de stad Utrecht wordt gesteund tegen de bisschop; Lotharius verzoent de partijen. Floris wordt in 1132 gedood te Abstede bij Trajectum (Abbeville bij Tournehem?) (20).
    • In 1140 wordt het klooster van Egmond, dat in 1143 gereed komt, door Dirk’s moeder Geertruid opgedragen aan paus Innocentius II, waarbij de graven van Holland als voogden worden aangesteld. Deze voogdijschap wordt erfelijk en komt vervolgens toe aan het geslacht Egmond, beginnend met Kwade Wouter van Egmond die in 1208 overlijdt. Abt wordt Walter, eerder proost van de nederzetting te Lens van de abdij van Gent; waarschijnlijk heeft hij annalen van Gent naar Egmond overgebracht. Bij de inwijding zijn onder andere aanwezig : Gerard van Teilingen, de advocaat van de abdij, Berenwoldus, Arnold Spicar en castellanus (burggraaf) Alewijn van Leiden.
    • Context :
      « Men zocht en vond een andere vorm om het bisschoppelijk gezag te weren en zo de kloosters in de macht van het grafelijk huis, dat de voogdij bleef uitoefenen, te behouden. Daartoe droeg Petronella in 1140 de beide kloosters, Egmond en Rijnsburg, op aan de pauselijke stoel, waarop paus Innocentius II ze in zijn bescherming nam. Zijn privilege liet stilzwijgend de benoeming van de abt en abdis aan de graaf over. Deze toestand verbeeldt het zandstenen tympanon, dat in het klooster Egmond werd aangebracht: Petronilla en Diederik VI knielen aan de voeten van de hl. Petrus. De hl. Adalbert, de andere patroonheilige, is weggelaten, zodat het accent nadrukkelijk op de band met Rome valt. » (21).

    Vervolg : Volgende


Noten

1. Genealogie van de graven van Holland, t.a.p., bron : « Aldus de breviculi Theoderici, de breviculi Leonis en de Annales Egm.; het Egm. Necrol. geeft als sterfdag 6 Aug. Zie voor al deze opgaven Egm. Necrol. p. 109 en noot 3 daarbij. »

2. Genealogie van de graven van Holland, t.a.p., zonder bronopgave.

3. Genealogie van de graven van Holland, t.a.p., zonder bronopgave, bron voor overlijdensgegevens : « Egm. Annalen, p. 183 en Egm. Necrol. p. 109. »

4. Te controleren

5. De oorkonden en de kanselarij van de graven van Holland tot 1299, t.a.p., 245; zie : Oorkondenboek van Holland en Zeeland tot 1299, t.a.p., tekst 122 en 140.

6. Genealogie van de graven van Holland, bronnen : « Hij wordt vermeld in de Egm. Annalen, p. 155, in het Egm. Necrol. p. 109 (Zie aldaar ook de verwijzingen naar de breviculi Theoderici en de breviculi Leonis) en in het Liber sancti Adalberti, p. 83 en 89. »

7. Genealogie van de graven van Holland, t.a.p., p. 7.

8. Genealogie van de graven van Holland, t.a.p., bronnen : « Over Boudewijn als proost van St. Marie: C. Pijnacker Hordijk, Lijsten der Utrechtse prelaten voor 1300, 1911, p. 89, als proost van Oldenzaal, ibid. p. 33 (hier ook bijzonderheden over keuze, wijding en sterfdatum). Vgl. ook Egm. Necrologium, p. 110. Zie verder R.R. Post, Geschiedenis der Utrechtse bisschopsverkiezingen tot 1535, 1933 (Bijdragen Inst. Middeleeuwsche Gesch. Rijks-univ. Utrecht XIX).) »

9. Genealogie van de graven van Holland, t.a.p., bronnen : « OB Utrecht I 529. Zie Pijnacker Hordijk, Lijsten, p. 46 en 33/34; Post, Bisschopsverkiezingen, p. 33/34. »

10. Genealogie van de graven van Holland, t.a.p., bronnen : « Zie Egm. Necrologium, p. 109 en Egm. Annalen p. 169. Oork. Utr. I 466, 473. Deze gegevens over sterfdatum en plaats van begrafenis zijn af te leiden uit de oorkonde vermeld bij Maria Hüffer, Bronnen Rijnsburg I, p. 13. »

11. Genealogie van de graven van Holland, t.a.p., bronnen : « Maria Hüffer, bronnen Rijnsburg I, p. 3, 7, 10, 12, 14. Op grond van een mededeling van bij Joh. à Leydis (uitg. Sweertius p. 150) en van een latere toevoeging in het Egm. Necrologium p. 109 nam M. Hüffer aan dat Sophia later abdis van Fontenelles (bij Valenciennes) geweest is. Van deze veronderstelling is zij teruggekomen in haar werk: Die Reformen in der Abtei Rijnsburg im 15. Jahrhundert, 1937, p. 12 e.v. »

12. Genealogie van de graven van Holland, t.a.p., bronnen : « Egm. Necrologium, p. 109 en Maria Hüffer, Bronnen Rijnsburg I, p. 7. »

13. Genealogie van de graven van Holland, t.a.p., bronnen : « Egm. Necrologium, p. 109. »

14. Genealogie van de graven van Holland, t.a.p., bronnen : « Egm. Necrologium, p. 109. »

15. De oorkonden en de kanselarij van de graven van Holland tot 1299, t.a.p., p. 245.

16. Nijhoffs Geschiedenislexicon, t.a.p., p. 155.

17. Genealogie van de graven van Holland, p. 3.

18. Biographisch woordenboek der Nederlanden, deel 4, t.a.p., p. 189-190.

19. Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek, deel 1, t.a.p., kol. 719-720.

20. Het kan niet Abcoude bij Utrecht zijn als Abcoude pas in 1186 voor het eerst wordt vermeld als Abbenkewolde [tenminste, als dat klopt, en dat ligt helemaal niet voor de hand]; zie : Nederlandse plaatsnamen, t.a.p., p. 2. Abbestede in de Zijpe lag in een nieuw inpolderingsgebied en wordt pas in 1557 vermeld; Abbega in Friesland in de tweede helft van de dertiende eeuw; Abbekerk in Noord-Holland ca. 1312; Abbebroek in Zuid-Holland in 1206; Abbekinderen bij Goes in 1589; Abbewier in Friesland in 1809; Abcoven bij Goirle in de vijftiende eeuw; al die namen worden afgeleid uit de persoonsnaam ‘Abbe’ en niemand lijkt bij deze namen aan ‘abt’ te denken wat wel als verklaring wordt opgevoerd voor Abdissenbos in Limburg uit 1425, Absdale in Zeeland uit 1867, Abtshoven in Limburg uit 1253 en Abtswoude, eerst Popteswolde [als dat klopt, wat niet voor de hand ligt omdat wolde geen Hollands is] in Zuid-Holland uit het begin van de dertiende eeuw.

21. Algemene geschiedenis der Nederlanden, deel 1, t.a.p., p. 105.


Start : 30 mei 2004 | Laatst bijgewerkt : 12 september 2004




















Dirk VI penning

Penning toegeschreven aan Dirk VI, ca. 1140
Bron : Wikipedia (http://www.numisantica.com/); we zien het er alweer niet aan af : hoeveel er daarvan zijn gevonden en waar wordt niet vermeld; en niemand staat garant voor de echtheid.