Pieter IJpelaan, zoon van Jan IJpelaan en Jannitge Frans, zie IV.2, geboren ca. 1638.
Pieter IJpelaan trouwt Ameltje Cornelis, dochter van Cornelis Miesz.
Pieter IJpelaan, wordt vermeld in de boedelscheiding van de nalatenschap van zijn ouders van 26 april 1681.
Pieter Janssen Ipelaen, vermeld september 1684 (1), tevens Pieter Jansen ipelaen, getuige bij een akte op 16 september 1684.
Testament Alkmaar, 1 augustus 1671 :
«Pieter Jansz Ipelaen en Ameltje Cornelis Inde Naeme des Heeren amen. Condt ende kennelick sij eene ijegelijck die dit jegenwoordige instrument zullen sien of horen lesen dat inden Jare der geboorte derselve ons heeren ende Salighmakers Jesu Christi xvi eenenseventigh op den eersten Augusti smorgens de klock omt[rent] Acht uren, voor mij Cornelis van heijmenbergh not[ari]s publ[icq] bij den hove van hollant geadmitteert binnen Alckmaer residerende en de naegenoemde getuijgen, gecomen en gecompareert sijn, de eersame Pieter Jans ijpelaen en de eerbare Ameltje Cornelis echte luijden woonachtigh tot heijloo mij notaris wel bekent, beijde gaende en staende haer redenen memorie en verstandt wel en volcomen gebruijcken als claerlij[k] bleeck, Ende hebben nae christlijke recommandatie van siel en lighaam uijt haer vrije wille en voorbedaght gemoedt soo sij zelfs verclaerden, haerlieder testament gemaeckt, geordonneert ende gedisponeert inder na volgende manieren, Eerstelijck soo hebben sij Testateuren in al haere nae te laten goederen, roerende en onroerende gene uijtgesondert, tot haer eenige en universele erfgenamen genomineert ende geinstitueert als sij doen bij desen, het kindt ofte de kinderen die haer Godt almachtigh uijt dese huwelijcke zoude mogen verlenen en der selver wettige descendentten bij representatie, behoudelijck dat de langstleevende der Testateuren, van alle deselve goederen, zal hebben en genieten, gelijck sijluijden tot dien eijnde reciprooquelijck [=wederzijds] sijn legaterende aen [in de kantlijn: malc: =malcander=elkaar] het besit, innecomen en vrughtgebruijck, desselves leven lanck gedurende ofte tot wederhijlicke[? bedoeld is waarschijnlijk wederhuwelijcke] toe ende langer niet, onder conditie dat deselve langstlevende, haere kindt of kinderen gedurende de versz[?] lijftoght zal moeten onderhouden in cost, clederen en leringe, tot hare mondige jaeren ofte huwelijcken staet, en soo wanneer sij daer toe comen te treden, haer alsdan eerelijck uijt te setten alles ter discretie van langhsten die al het selve volcomentlijck werdt toevertrouwt. Stellende ende nominerende mede tot vooght ofte voogdesse over hare minderjarige kinderen en descendentten mitsgaders over hare goederen de selve langstlevenden met uijtsluijtinge van alle Weesm[eest]rs. Gereghten en vrunden, die haer daerinne souden willen moeijen, Ende ofte geviele dat sij sonder kindt of kinderen quamen te overlijden, soo verclaerden sij Testateuren uijt sonderlinge gonst en liefde, malcanderen reciproc[qelijck] dat is over en wederover, te maken, legateren en bespreecken, het voorn[oemde] besit, innecomen en vrughtgebruijck, van alle de goederen, mitsgaders inboedel, huijsraedt niets daer van uijtgesondert die de eerstoverlijdende van hen beijden metter doot ontruijmen en achterlaten zal, om alle deselve geduren het leven vande langstlevende te mogen besitten, gebruijcken, vercooppen, verteren en alieneren als haer eijgen vrije goederen sonder tegenspraeck van ijemant, oock niet willende daeromme dat de langstlevende daer van eenige staet of invent[ari]s sal behoeven te leveren, alsoo sij malcanderen daer van ontslaen en bevrijden mits desen ten ware[?] de langstlevende sigh wederom inden echt begeven wilde, alswanneer deselve alvoren aen en ten behoeve vande vrunden vande eerstaflijvige zal moeten leveren en laten volgen behorelijcken staet en inventaris, van hare boedel soo als die alsdan bevonden werdt onvermindert nochtans de lijftoght vande langstlevende., Ende nae de doot vande meergenoemde langstlevende hebben sij Testateuren in alle de goederen die alsdan inden boedel werden bevonden tot hunne resp[ectivelijcke]: erfgenamen gesubstitueert, hare bloedt vrunden die vol gene het placcaet vande successien al[?] interstato gereghtight zullen wesen, aen wedersijden de gereghte helste[?], Wijders verclaerden de Testateuren niet te begeren dat Iemand van hunne kinderen, noch ook Jannitgen fransz der Testateurs moeder, ofte Cornelis Miesz des Testatrices vader, de langstlevende zullen moeijen ofte lastigh vallen, om te hebben de legitieme portie henk[?] uijt de goederen vande eerstaflijvige competerende, op pene[?] so wie contrarie doet en de voorn[oemde] portie af voordat, dat deselve daer door verbeuren en versteecken wesen zal, van het regt twelck hij ofte sij in de verdere goederen anders te verwaghten hadden, waerinne de langstl[evende]. insulcken gevalle ecstlijck[?] ende sterffelijck sijn substituerende bij desen. het gene voorsz[?] staet seijden ende verclaerden de vern[oemde]. Testateuren te wesen haer testament en uijterste wille die sij begeerden naer hare doot ende overlijden nagecomen en achter volght te werden het sij als testament, Codicille giste[?] ter sake des doots onder den levenden of andersints alsoo het selve alderbest zal comen bestaen versoeckende hier van openbaer instrument in forma. Sonder fraude Aldus gedaen en gepasseert binnen Alckmaer ten comptoire mijns notarij staende aende noortsijde van de langestraet, ter presentie en overstaen van Mr. Juriaan vaije en Coenraedt Gunter als getuijgen hier toe versoght, Pieter Jansen Ipelaen Amel Co[rn]elis Jurian de vaij Conraet Günter T. Heijmenbergh nots.» (2).
Aantekeningen Tonny Sminia
Oud-rechterlijk archief Castricum :
«ORA 156-8: dd. 4 juni 1681 Cornelis Nannen Clopper wonende tot Egmond-Binnen, Thomas Pietersz. Blom, wonende te Alkmaar, voor hemzelf en als voogd van Marijtje en Aaltje Pietersdr. Blom zijne zusters, Pieter Cornelisz. Beijl, wonende te Castricum, Willem Jacobs wonende te Limmen, Gerrit Claesz. Groot mede onze buurman, met haar drieën zo voor haar zelfs als haar sterk makende voor Guurtje Cornelis, Jan Dircksz. Clap, wonende te Heemskerk, Gerrit Dircxsz. Clap, wonende in de Wijck, Pieter Jacobsz. Coppen, wonende tot Uitgeest, met haar drieën, zo voor haar zelfs sterk makende en de rato caverende voor Jan Dircxs Spanjaart en Cornelis Fransz. haar zwagers, Tamis Jansz. wonende tot Limmen zo voor hem zelfs als hem sterk makende en de rato caverende voor Jan Jansz. zijn broeder, Jasper Lourisz., wonende te Bloemendaal, Louris Cornelisz., wonende te Heemskerk, Willem Jacobsz., wonende te Limmen, Poulus Pietersz. Schuijt en Cornelis Arisz. Sinjeur wonende te Heemskerk, beiden als voogden van Marijtje Louris, Allert IJsbrantsz., pastoor van Limmen, Pieter Jansz. IJpelaan van Heiloo, Pieter Hesselsz., en Jacob Dircksz. beiden wonende te Uitgeest. als voogden van het minderjarige kind van Jan Dircxsz. Meut en Jan Cornelisz. Ruijter, wonende mede te Uitgeest, zo voor hem zelf en uit krachte van de procuratie op hem, gepasseerd bij Neeltje en Grietje Gerritsdr., Cornelis Dircxs Blom en IJsbrant Fransz. van Zel, in kwaliteit als stiefvader en voogd van de kinderen van Dirck Cornelisz. Blom, allen wonende te Uitgeest, Gerrit Claesz. Spanjaert, in kwaliteit als voogd van de kinderen van zaliger Jacob Jansz. wonende te Akersloot, voor de notaris Johannis van Coevenhoven wonende te Uitgeest en twee getuigen op dd. 1 mei 1681. Allen erfgenamen van Gerrit Jansz. Clap en Trijn Mieus, binnen onze dorpe overleden. Verkopen aan Aerjan Florisz., oud-schepen binnen deze dorpe een stuk land gelegen binnen onze banne genaamd ‘de Hemme’, groot 1299 R[oeden], belend ten O[osten] Aerjan Florisz. cum socijs, ten Z[uiden] Willem Arisz, ten W[esten] de Wateringh en ten N[oorden] Willem Sijmensz. Hoogebregh. Belast met een vrije notweg die Willem Arisz. land daarover heeft, en voorts met zodanige vrij en onvrijheden als Gerrit Jansz. Klap ’t selve beheert en bezeten heeft, ƒ 500,-.
ORA 156-9+9v: dd. 4 juni 1681 (zelfde namen dus gekopieërd van hierboven) Cornelis Nannen Clopper wonende tot Egmond Binnen, Thomas Pietersz Blom, wonende te Alkmaar, voor hem zelf en als voogd van Marijtje en Aaltje Pietersdr. Blom, zijn zusters, Pieter Cornelisz. Bijl, wonende te Castricum, Willem Jacobsz., wonende te Limmen, Gerrit Claesz. Groot, mede onze buurman, met haar drieën zo voor haar zelf als haar sterk makende voor Geurtje Cornelisdr., Jan Dircksz. Clap, wonende te Heemskerk, Gerrit Dircxsz. Clap, wonende in de Wijck, Pieter Jacobsz. Coppen, wonende tot Uitgeest, met haar drieën mede voor haar zelf en haar sterk makende en de rato caverende voor Jan Dircxsz. Spanjert en Cornelis Fransz., haar zwagers. Tamis Jansz. wonende tot Limmen zo voor hem zelf als hem sterk makende en de rato caverende voor Jan Jansz. zijn broeder, Jasper Lourisz. wonende te Bloemendaal, Louris Cornelisz. wonende te Heemskerk, Willem Jacobsz. wonende te Limmen, Poulus Pietersz. Schuijt en Cornelis Aresz. Sinjeur, wonende te Heemskerk, beiden als voogden van Marijtje Lourisdr., Allert IJsbrantsz., pastoor van Limmen, Pieter Jansz. IJpelaan van Heiloo, Pieter Hesselsz., en Jacob Dircksz. beiden, wonende te Uitgeest, als voogden van het kind van Jan Dircxsz. Meut en Jan Cornelisz. Ruijter, wonende mede te Uitgeest, zo voor hem zelf en uit kracht van de procuratie op hem, gepasseerd bij Neeltje en Grietje Gerritsdr., Cornelis Dircxs Blom en IJsbrant Fransz. van Zel, als stiefvader en voogd van de kinderen van Dirck Cornelisz. Blom, allen wonende te Uitgeest en Gerrit Claesz. Spanjaert, in kwaliteit als voogd van de kinderen van zaliger Jacob Jansz., wonende te Akersloot, voor de notaris Johannes van Coevenhoven, wonende te Uitgeest en twee getuigen op dd. 1 mei 1681. Allen erfgenamen van Gerrit Jansz. Clap en Trijn Mieus binnen onze dorpe overleden. verkopen aan Tamisz Maertsz., onze buurman: een huis staande op de grond van het land toebehorende het leprooshuis binnen de stad Haarlem, daar de voornoemde Gerrit Jansz. Clap in is overleden binnen onze banne omtrent de korenmolen, Custingbrief van ƒ 110,-.
ORA 156-10v+11+11v : dd. 4 juni 1681 Cornelis Nannen Clopper wonende tot Egmond Binnen, Thomas Pietersz., wonende te Alkmaar, voor hem zelf als voogd van Marijtje en Aaltje Pieters Blom, zijn zusters, Pieter Cornelisz. Bijl, wonende te Castricum, Willem Jacobsz., wonende te Limmen, Gerrit Claesz. Groot, mede onze buurman, met haar drieën zo voor haar zelf als haar sterk makende voor Geurtje Cornelis, Jan Dircxsz. Clap, wonende te Heemskerk, Gerrit Dircxsz. Clap, wonende in de Wijck, Pieter Jacobsz. Copper, wonende tot Uitgeest, met haar drieën, zo voor haar zelf als haar sterk makende en de rato caverende voor Jan Dircxs Spanjaert en Cornelis Fransz., haar zwagers. Tamis Jansz. zo voor hem zelf als hem sterk makende en de rato caverende voor Jan Jansz. zijn broeder, Jasper Lourisz. wonende te Bloemendaal, Louris Cornelisz., wonende te Heemskerk, Willem Jacobsz., wonende te Limmen, Poulus Pietersz. Schuijt en Aris Cornelisz. Sinjeur, wonende te Heemskerk, beide als voogden van Marijtje Louris, Allert IJsbrantsz., pastoor van Limmen, Pieter Jansz. IJpelaan van Heiloo, Pieter Hessel, en Jacob Dircxsz., wonende te Uitgeest, als voogden van het minderjarige kind van Jan Dircxsz. Meut en Jan Cornelisz. Ruijter, wonende mede te Uitgeest, zo voor hem zelf en uit kracht van de procuratie op hem, gepasseerd bij Neeltje en Grietje Gerrits, Cornelis Dircxs Blom en IJsbrant Fransz. als stiefvader en voogd van de kinderen van Dirck Cornelisz. Blom, allen mede wonende te Uitgeest, Gerrit Claesz. Spanjaert als voogd van de kinderen van Jacob Jansz., wonende te Akersloot, voor de notaris Johannes van Coevenhoven wonende te Uitgeest en twee getuigen op dd. 1 mei 1681. Allen erfgenamen van Gerrit Jansz. Klap en Trijn Mieus binnen onze dorpe overleden. Verkopen aan de Hr. Daniel Niellius wonende binnen de stad Alkmaar de bezegelde custingbrief die Gerrit Claasz., onze molenaar van de korenmolen, staande binnen onze banne op de 21e mei 1677 voor schout en schepenen binnen onze dorpe heeft gepasseerd. Daarbij hij aanneemt en belooft aan Gerrit Jansz. Clap onze gewezen molenaar aanneemt en belooft te betalen over de kooppenningen van de korenmolen en het huis daarbij staande binnen onze dorpe de somme van ƒ 2900.- daarop hij tegenwoordig per rest nog schuldig is de somma van ƒ 1700,-, daarvan hij dhr. Niellius op mei 1682 de eerste termijn volgens de inhoud van zelve custingbrief zal ontvangen en dan zo voorts tot de volle betaling der voornoemde custingbrief toe, en verder alle recht en actie haar nog uit de voorn[oemde]. custingbrief daar deze aan geannexeerd is competerende. van welke verkoping en opdracht en overgifte hij comparant bekende al en ten volle vernoegd, voldaan en welbetaald te zijn met de somma van ƒ 1075,-.»
Vervolg
|