Inhoud van deze pagina
- De archeologie van Limmen
- Vroeg middeleeuws Limmen
- De eerste vermeldingen van Limmen
- De naamsverklaringen
- Limmen in 1494
Noten
1. De archeologie van Limmen
De archeologie vertoont het volgende beeld :
« Vanaf ±600 vóór tot 250 na Chr. is de strandwal continue bewoond geweest. Na 250 na Chr. treedt een bewoningsstilte op die veroorzaakt werd door grote stormrampen. Een andere visie luidt dat grote droogte met verstuivingen de bevolking heeft verdreven. Gelijktijdig vond de ineenstorting van het Romeinse Rijk plaats, zodat de strandwalbewoners hun toevlucht konden zoeken in de voormalige Romeinse gebieden achter de Rijn. » (1).
Of ook :
« Eerst in de vroege middeleeuwen raakte het verlaten land weer bewoond. Waarom de bewoning hier omstreeks het begin van de jaartelling werd afgebroken en eerst vele eeuwen later weer werd hervat, is een vraag die nog niet is opgelost. Was het de droogte en de daarmee gepaard gaande zandverstuivingen die hier de bevolking naar elders deed verhuizen? Voor deze zandverstuiving (vorming van het Oude Duin), die nog tot in de Romeinse tijd plaats vonden, werden tijdens het onderzoek duidelijk aanwijzingen verkregen. » (2).
Hoe dat vast te breien aan de latere periode?
« Het is niet te zeggen of de nieuwe bewoners, die zich hier rond 650 op de strandwallen vestigden, nog achterblijvers aantroffen. Misschien woonde er nog een enkele ‘Limmer’, die de naam van zijn dorp (Limbon) aan de nieuwkomers heeft doorgegeven. » (3).
Misschien ook niet. Tussen de derde en de veertiende eeuw is er alleen tijdelijk enige archeologisch vaststaande bewoning geweest in de achtste eeuw. De huidige plaats Limmen stamt uit op zijn vroegst de dertiende, waarschijnlijk pas de veertiende eeuw (4).
2. Vroeg middeleeuws Limmen
Het Limbon/Limban dat in 870 en later wordt genoemd is volgens Albert Delahaye Limon, een gehucht onder Busnes, noordwest van Béthune, en niet Limmen.
3. De eerste vermeldingen van Limmen
De oudste akte die zeker op Limmen betrekking heeft is van 1323; de plaats wordt dan Lymmen genoemd. De oudste plaatselijke akte van Limmen is uit 1634.
Van de dijken wordt de Zanddijk als eerste genoemd in 1399; de Nesdijk volgt in 1477; de Limmerdijk (Uitgeesterweg) in 1495; de Dampgeesterdijk in 1502; de Koogdijk in 1543. De buurtschappen van Limmen worden voor het eerst vermeld : Limmerkoog in 1391; Zuideinde 1609; Limmervoort 1624; Laanbuurt of Oosterzij 1648 (eigenlijk al iets eerder (5)); Westerzij 1652. Volgens de kaart van Gerrit Dirskz. Langendijck uit 1620 telt Limmen dan welgeteld achttien huizen (lemen hutten niet meegeteld) en een kerk.
De Limmense hofstede Dampengeest wordt vermeld in 1371. Van de kerk van Limmen is alleen bekend dat deze in 1573 door de Spanjaarden werd verwoest en door de gereformeerden in 1598 weer in gebruik werd genomen. Rond 1700 is er een katholieke houten schuilkerk gebouwd die in 1856 door een stenen kerk werd vervangen; de contra-reformatische patroonheilige van Limmen is Cornelius; welke heilige het daarvoor was is niet bekend.
Voor de gevolgtrekking dat de huidige plaats Limmen een historische continuïteit zou hebben die verder terug gaat dan de veertiende eeuw bestaat bijgevolg weinig reden.
Dusseldorp bij Limmen wordt voor het eerst vermeld in 1462 als Disterdorp en in 1652 als Disseldorp. De nederzetting, aldus C.N. Druyven, zou echter al in de negende eeuw zijn ontstaan, hoewel deze dus vijf volle eeuwen lang niet éénmaal is genoemd, en die zijn belang zou hebben ontleend aan :
« de Dusseldorpervaart, die een belangrijke vaarroute vormde naar Amsterdam, Utrecht en elders tot zelfs in Duitsland. Het belangrijkste vrachtproduct was vis uit Egmond aan Zee. » (6).
De vaarroute naar Utrecht is gedocumenteerd voor 1477 (« 13 off 14 schuyten vissche »), niet eerder, in 1499 zijn er nog maar drie of vier schuiten, en in 1514 wordt er niet meer van gesproken. Hoe de Egmondse vis, stroomopwaarts, in de vroege middeleeuwen in verkoopbare staat tot in Duitsland geraakte blijft een raadsel.
4. De naamsverklaringen van Limmen
Noordhollandse plaatsnamen (Karsten, 1951) :
« LIMMEN. Oude vormen : Limbon (960); Limban (vóór 989); Limben (1108), Limmen (1250). Okb. I, no. 33, 66, 100, 506. Het is moeilijk deze plaatsnaam te verklaren, omdat de oude vormen weinig houvast bieden. Waarschijnlijk bevat de plaatsnaam het woord linde, hetzij dan dat Limban een samentrekking is van linde + ban, hetzij dat het woord een samentrekking is van lindeboom. In elk geval was de linde hier van ouds inheems en komt deze boomnaam o.a. ook in verschillende Duitse plaatsnamen voor. [in noot : Zie Z[eitschrift].F[ür].N[amenforschung]., 1941, 106 en vgl. vormen als lembosch, limbosch en leembosch in het Belgische Z[uid].W[est]. Brabant, Handelingen [van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie], 1931, 207.] Men zou ook kunnen denken aan een uithangbord van een herberg, waarop de lindeboom voorkwam. Het is ook mogelijk, dat we in het eerste deel van deze plaatsnaam het Noordhollandse woord liem (leem) moeten zien en in het tweede het woord ban (= buurtschap). Ook op Tessel werd en wordt nog leem gedolven. Vroeger gebruikte men het leem voor het verharden van dorsvloeren. In verschillende namen van boerderijen komt het woord eveneens voor o.a. in De Leemkuil te Hengelo (O[verijsel].) en in De Leemcule onder Dalfsen. [in noot : Zie Van Wijk, Boerderijnamen, 98 Tot de gemeente behoren de buurtschappen Dusseldorp, oudtijds Disseldorp (zie Lams, blz. 552) aldus genoemd naar de disselvorm van de buurtschap, Limmerkoog (koog = buitendijks land), Limmervoort (voorde = een doorwaadbare plaats), Zuideind, Westerzij en Laan, die geen nadere verklaring behoeven. » (7).
Woordenboek der Noord- en Zuid-Nederlandse plaatsnamen (De Vries, 1962) :
« Limmen, N[ederland]-N[oord]H[olland], in 960 Limbon, in 989 Limban, in 1108 Limben, in 1250 Limmen geschreven. Vele verklaringen zijn mogelijk. Vat men het 1ste lid als ‘linde’ op, dan kan de uitgang het woord ban zijn, maar ook wel bâm, fries voor ‘boom’, Men kan in het 1ste deel ook het woord; liem = ‘leem’ zoeken. Ten slotte kan het de 3de n[aam]v[al].m[eer]v[oud]. van een water zijn. » (8).
Lexicon van nederlandse toponiemen tot 1200 (Künzel et al., 1988/1989) :
« Limmen (Noordholland) 918-948 cop[ie]. eind 11e e[euw]. : in Limbon ecclesia cum mansis X (DiplBelg 195) || w[aa]rsch[ijnlijk]. eind 11e e[euw]. naar een bron uit 2e helft 10e e[euw]. cop[ie]. ca. 1420 : in Limban mansas quatuor et dimidiant (AantEvang FontEgm, p. 62) || 1108 or[igineel]. : tradidi aecclesiam Limben (Koch, OBHZ I 96) || 1105-1120 cop[ie]. ca. 1420 : terram in Linbon tres uncias – terram in Linbon duos solidos persolventem (LibStAdalb c. VI 1 FontEgm, p. 78) || 1125- 1130 cop[ie]. ca. 1420 : in Limban mansus VII et dimidium (LibStAdalb c. II (Gravenreg) ibid., p. 68) || <1083> falsum 1125 - ca. 1150: in Limban manssus septem et dimidium (Koch, OBHZ I 88) || ca. 1138 aut[ograaf]. (ad 1108) : dedit … Limben (NotStMarUltr SS 15, 2, p. 1304) || 1130-1161 cop[ie]. ca. 1420 : Reinlof de Limbon dedit (LibStAdalb c. VI 2 FontEgm, p. 80) || 12e e[euw]. cop[ie]. ca. 1420: in Linbon tres libras (ibid. c. III 1, p. 74) || <1105-1119> vervalst eind 12e - begin 13e e[euw]. cop[ie]. ca. 1420 : in Linbon unant fiertele – in Linbon sex unciarum (scil. terrant) – testes sunt … Rotmarus et Thiedolf de Linbon (Koch, OBHZ I 101) voor de datering van DiplBelg 195 zie : Blok (1957), p. 89-104; voor de datering van de Aantekeningen uit het Evangelieboek zie : Meilink (1939), p. 22-25; voor de datering van het libStAdalb zie : Meilink (1939), p. 70-73; voor de datering van het Gravenregister zie : Koch, OBHZ I 88, kopnoot » (9).
De (mogelijke) betekenis van alle Noordhollandse plaatsnamen van Aagtdorp tot Zwanenburg (Pannekeet, 1988) :
« LIMMEN Oude vormen : Limbon (960); Limban (989); Limben (1108); Limmen (1250). Gijsseling meent dat de oorspr[onkelijke]. vorm Limb-ano geweest kan zijn, waarin - ano - een oud achtervoegsel is ter aanduiding van een water. Hij laat zich echter niet uit over de betekenis van het element *limb. Zie > Med. 17, blz. 6. Karsten oppert de volgende interpretaties, daarbij uitgaande van de vorm Limban: a) samentr[ekking]. van linde en ban = buurtschap, dus ‘buurtschap bij de lindeboom of -bomen’ b) samentr[ekking]. van lindeboom, waarbij ‘ban’ wordt opgevat als een vervorming van oudfri[ese]. bam = boom; c) naam van een herberg met een uithangbord voorstellende een lindeboom; d) samenst[elling]. van leen en ban = buurtschap, d.w.z. ‘buurtschap waar leem werd gedolven. V[er]g[e]l[ijk]. fri[es]. en w[est]fri[es]. liem = leem, dat gemakkelijk de gereduceerde vorm ‘lim’ kon krijgen. De Vries noemt de hierboven onder a, ben d gegeven mogelijkheden en voegt er nog aan toe, dat ‘Limban’ ook de 3e naamval meervoud van een waternaam kan zijn. Daar uit bodemkundig onderzoek is gebleken dat zich ten oosten van Limmen een lange leemlaag bevindt en daar bekend is, dat er ter plaatse voorheen inderdaad leem werd gedolven, acht ik de plaatsnaamomschrijving ‘ban, oudfri[es]. bon = (rechts) gebied, dorp, buurtschap waar leem wordt gedolven’ de meest aannemelijke. Ik noem in dit verband ook nog de vorm Limmere, een in oude bronnen vermelde waternaam, die de betekenis kan hebben van ‘meer of poel met een leemachtige bodem’, dan wel van ‘meer of plas die ontstaan is door leemdelving’. » (10).
Nederlandse plaatsnamen (Van Berkel en Samplonius, 1995) :
« Limmen [gem[eente]. : Limmen, NH] 918-948 cop[ie]. 11e E[euw] Limbon; 1108 Limben; 1125- 1150 Limban; naar de vorm w[aar]s[chijnlijk]. een datief meervoud (met locatieve functie) van een waternaam Limb. Deze naam is theoretisch terug te voeren op de i[ndo]e[uropese]. stam *(s)lemb(h), die ook ten grondslag ligt aan ne[derlands]. slump ‘moeras’, limp ‘hinken’, du[its]. Schlamm (germ[aans]. *slamba) ‘modder’ en m[iddel]h[oog]d[uits]. lampen ‘verwelkt naar beneden hangen’. Dit komt uit op een betekenis ‘de moeizaam stromende’, waarbij men erop kan wijzen dat het zeegat bij Egmond waar onze rivier w[aar]s[chijnlijk]. in zee stroomde in de 9e E[euw] verzandde (wat betekent dat de rivier in de voorafgaande tijd zijn stroomsnelheid moet hebben verloren). Deze verklaring is nogal theoretisch en w[aar]s[chijnlijk]. doen we er verstandig aan ons te beperken tot de duiding : nederzetting aan het water de Limb. Limmerkoog [gem[eente]. : Limmen, NH) 14e E[euw] Limmer cooch; 1639 Limmer koeg; betekent koog ‘buitendijks land tegen een zeedijk of een dijk langs de meren’ aangelegd door de inwoners van Limmen. » (11).
4. Limmen in 1494
« LIMMEN.
Upten voorsz[egde]. dach zoe hebben wij Commissarissen voor ons geroupen ende ghedachvaert Heere Jan Jacobsz, pastoor, oudt 40 jaer, Jan Claesz, schout, oudt 30 jaer, Aerent Willemssz, oudt 42 jaer, Adriaen Claesz, oudt 41 jaer, schepenen, Jan Ysbrantsz, oudt 67 jaer, Pieter Andriesz, oudt 60 jaer, buyrluyden van den voorsz. dorpe; gheinterrogeert upten inhouden van de voorsz. Instructie,
Eerst angaende de haertsteden zeggen, by heuren eede, hemluyden hoochelycken gestaeft, dat zij by tijden van den overlijden van Hertoge Karel [Karel de Stoute, overleden 1477] hadden 100 haertsteden, ende nu ontrent 95 haertsteden.
Item angaende die neringe zeggen, dat zij hem generen met lantwinninghe ende coeyen te houden zonder hooger of beter neringhe te hebben; ende dat de voorsz[egde]. neringhe alsnu (*)) ongelijck minder ende arger es dan die was by tijden van den overlijden van Hertoge Karel voorscr[even].
Item angaende den staet van heuren faculteyt int generael zeggen, dat zij by tijden van den overlijden van Hertoge Karel hadden ontrent 43 schotponden, elck schotpondt gerekendt 400 R. gl., ende alsnu niet meer en hebben dan 24 schotponden, ten prijze voorsz[egd]. Zeggen voort, dat zij tot dese verminderinghe ghecommen zijn overmidts die voorszegde]. lasten van schattinge van ruytergelt, dat zij sedert den oorlogen van Uytrecht hebben moeten betalen; ende oock omme die natte jaren die geweest zijn, daer by veel van heuren beesten ghestorven zijn; ende dat ooc veel van heurluyder rijckdommen, overmidts die voorsz[egde]. lasten, getogen zijn in andere steden ende plaetsen; ende dat oock by diverssche besterften veel van den goeden, die met hemluyden plagen te contribueren, uyt geerft zijn; ende midts dat zij oock plagen te hebben een vaert binnen slandts, daerinne dat plagen te vaeren eenige van haren inwooners met 13 off 14 schuyten vissche, die van Egmondt plagen te comen, ende die zij voort voerden tUtrecht ende tot andere plaetsen; in welcke vaert zij nu nyet meer en hebben dan 3 of 4 schuyten, mits dat die coopluyden haere ware anderssins zoucken. Zeggen oock, dat zij up heuren dorp vercoft hebben, omme hare lasten te vervallen, 300 R. gl. tsjaers, daeroff dat meestendeel zijn losrenten ende dander lijfrenten, welcke 300 R. gl. zij gecort hebben in der estimacie van heure schotponden, voren verclaert. » (12).
*). In het Hs. ontbreken de woorden “te hebben; ende dat de voorsz[egde] neringhe”, die de zin toch vordert.
5. Limmen in 1514
« LYMMEN.
Ons Johannes Nycolay, vicecureyt, oudt 33 jaer, Cornelis Claeszoon, oudt 50 jaer, Jan Bruynsz, oudt 44 jaer, Thyman Ysbrantss., oudt 41 jaer, Pieter Ysbrantss., oudt 44 jaer, Dirck Willemszoen, oudt 40 jaer, scepenen, Andries Andriess, 62 jaer oudt, ende Daniel Dirxzoon, 42 jaer oudt, buyrluyden aldaer, gehoert up tinhouden van der voors[egde]. instructie, by eede seggen.
Up 1e ar.le datter zijn 90 haertsteden, die niet zeer gemeerdert gemindert en zijn de naeste 10 jaeren herwaerts.
Up IIe ar.le seyt de vicecureyt datter zijn omtrent 450 communicanten, ende zijn genouch in eenen doene voor den tijdt van 6 jaeren dat hy aldaer vicecureyt geweest es.
Up IIIe ar.le seggen dat zy geen exchijsen en gheven ofte eenige gelden up eenigerhande goeden.
Seggen voorts dat zy schuldich zijn an lijfrenten 117 Rh. gl. tsjaers, ende an losrenten 180 Rh. gl. sjaers, daer zy de tweedeel van den selven renten af vercoft hebben zedert het jaer van 1508 herwaerts, ende dat ander derdendeel binnen den tijdt van 12 of 13 jaeren te voeren; ende hebben de penninghen daerof commende besteet in heurluyder portie van den ommeslagen, die ommegeslegen zijn geweest omme der voors[egde]. oorlogen, ende seggen dat zy dezen renten vercoft hebben van noots wegen, sonder daerof gehadt te hebben eenige brieven van octroy.
Up IVe ar,le seggen, dat zy gewoenlick zijn huerluyder portie in allen beden omme te slaen by de schotponden, die zy alle zeven jaeren tweewerf vernyeuwen, nae dat elck gegoet es; ende is nu dat derde jaer dat zy dat lest deden; ende hebben in all 20 ponden, elck pont gereeckent voor 400 Rh. gl. current, daerup zy alle huere lasten van beden ende renten ommeslaen.
Up Ve ar.le seggen, dat zy hem generen mitten acker te bouwen ende dat mitten hals te houden (*) ende 4 of 5 coyen te houden.
Seggen voorts, dat Lymmen groot es 650 mergen, daerof hemluyden binnen den dorpe toebehoert van dat aldersnootste 120 mergen, die niet half zoe goet en zijn, als die andere mergentalen aldaer gelegen; ende mach de mergen waerdich wesen van heurluyder lant, deen deur tandere, te coop 25 Rh. gl., ende te huyere 25 st. Ende dat lant dat zy hebben, daerof es dat derde paert vrij landt, ende de ander tweedeelen es vroonlandt, dat zy niet en mogen vercoopen noch versetten buyten consent van den abt van Egmont, ende als zijt vercoopen, zoe heeft den abt van een pondt gr. 13 st., ende geven daerof zeeckere jaerlicxe penninghen sjaers, deen meer ende tander min; ende daer en zijn geen geestelicke luyden of poorters die alder selver lant bruycken.
Up VIe ar.le seggen, dat zy 14 lijnen te houden hebben by de Wijck ende elders, dat hem wel cost mit sluysgelt, upte mergen 6 ß of meer.
Dese van Lymmen hebben noch by eede overgebracht verclaringe van sekere penningen, die eenige particuliere persoenen up huer goet vercoft hebben in den jaere 1512, 13 ende 14, die huer schotponden niet gekent ofte [afgecort] zijn, bedragende daeraf thoeftgeld ende principael gelt 755 £ 5 ß, daerup zy begeren dat men regard hebbe wil int taxeren van den schiltaele. Actum 3e in Januario 1514 secundum cursum Cur. Holl. » (13).
*). Een latere hand heeft “houden” veranderd in “”winnen.”
Vervolg :
|
1. Straten en wegen in Limmen en hun naamkundige betekenis / door C.N. Druijven. – Limmen : [s.n.], 2001, 160 . – p. 78.
2. Limmen, bijdrage tot de oudste geschiedenis van het dorp / E.H.P. Cordfunke. – [Amersfoort] : Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek [R.O.B.], [s.d.]. – (overdrukken ; 21). – Oorspronkelijk verschenen in : Alkmaars Jaarboekje. – jaargang 5, 1969, p. 49-60. – p. 52.
3. Straten en wegen, t.a.p., p. 79. In een recent boek over de geschiedenis van Rotterdam valt te lezen dat er tussen 300 en 700 na Chr. een bevolking moet zijn geweest, omdat er namen zijn overgeleverd. De wat logischer redering zou natuurlijk zijn dat we niet kunnen aannemen dat er namen zijn overgeleverd zolang er geen doorlopende bevolking is aangetoond.
4. Nieuwe opgravingen wijzigen dat beeld enigszins. Zie : Limmen - De Krocht. De opgraving van een middeleeuwse plattelandsnederzetting in Kennemerland / M.F.P. Dijkstra, J. de Koning, S. Lange. – Amsterdam : Amsterdam Archeologisch Centrum, Universiteit van Amsterdam, 2006. – 256 p.
5. Zie onder : gezin II.1.
6. Straten en wegen, t.a.p., p. 17; vergelijk : p. 93.
7. Noordhollandse plaatsnamen (Karsten), t.a.p., p. 61.
8. Woordenboek der Noord- en Zuid-Nederlandse plaatsnamen (De Vries), t.a.p., p. 104.
9. Lexicon van nederlandse toponiemen tot 1200 (Künzel et al.), t.a.p., p. 227. NotStMarUltr = Notae S. Mariae Ultraiectenses, ed. L. Weiland, in : MGS SS 15, 2, p. 1304; de tekst luidt : « [f. 24' 1112.] 17. Kal. Iun. Obiit Burchardus episcopus, qui dedit Erenkeim liberam a circatu et oblatis ad custodiam nostram, Limben ad prebendam. »
10. De (mogelijke) betekenis van alle Noordhollandse plaatsnamen van Aagtdorp tot Zwanenburg (Pannekeet), t.a.p., p. 88-89.
11. Nederlandse plaatsnamen (Van Berkel en Samplonius), t.a.p., p. 137-138.
12. Bron : Enqueste ende informatie upt stuck van der reductie ende reformatie van den schiltaelen voertijds getaxeert ende gestelt geweest over de landen van Holland en Vriesland. Gedaen in den jaere MCCCCXCIIII.
13. Bron : Informacie up den staet feculteyt ende gelegentheyt van de steden ende dorpen van Hollant ende Vrieslant om daerna tereguleren de nyeuwe schiltaele, gedaen in den jaere MCXIV
|