Inhoud van deze pagina
Oudorp komt niet afzonderlijk voor in het Kabinet van Nederlandsche en Kleefsche oudheden (Brouërius van Nidek, 1792) noch in de Stad- en dorpbeschrijver (Van Ollefen, 1796).
Noordhollandse plaatsnamen (Karsten, 1951) :
« OUDORP. Oude vormen : Aldenthorp (1063); Aldathorpe (1064); Outorp (1156); Oudthorp (1251). Okb. I, no. 85, 87, 133, 541. Het woord betekent natuurlijk “oud dorp”. Tot de gemeente behoren de buurtschappen Nollen (een nol is een zandheuvel, een duin), [in noot : Zie M[iddel]n[eder]l[ands]. W[oor]d[en]b[oek]. i.v. nolle.] Huigendijk, dat zijn naam ontleent aan dezelfde Hugo, waarnaar de Heerhugowaard is genoemd en ’t Ooievaarsnest, aldus genoemd naar een bepaald ooievaarsnest. » (1).
Woordenboek der Noord- en Zuid-Nederlandse plaatsnamen (De Vries, 1962) :
« Oudorp N[ederland]-N[oord]H[olland], heette in 1063 Aldenthorp, in 1064 Aldathorpe. » (2).
Lexicon van nederlandse toponiemen tot 1200 (Künzel et al., 1988/1989) :
« Ouddorp (Noordholland) le helft 11e e[euw]. aut[ograaf]. : ecclesię quas Theodericus habet: nomina ęcclesiarum de Fresia … Wokgunge Aldenthorf Vronlo (LijstParKlEchternach FontEgm, p. 255) || 1063 cop[ie]. 12e e[euw]. : mediam partem ęcclesiarum earum quę infra nominate gunt … cum capellis infra nominatis … Aldendohorp (DHIV 116; Koch, OBHZ I 84; Wampach, Echt 192) cop[ie]. 2e helft 12e e[euw]. : Aldenthorp; cop[ie]. begin 13e e[euw]. : Aldentorp || w[aa]rsch[ijnlijk]. eind 11e e[euw]. cop[ie]. ca. 1420 : trium vaccarum pascua in Altorp et dimidiam mans am prati (AantEvang FontEgm, p. 65) || <1064> falsum 1e helft 12e e[euw]. cop[ie]. 2e helft 12e e[euw]. Pethem Aldenthrorpe cum capellis (DHIV 129; Koch, OBHZ I 86) || 1147-1148 cop[ie]. begin 13e e[euw]. : matres ecclesias cum capellis que in pago Hollensi … tradite sunt … Aldentrof (Koch, OBHZ I 125; Wampach, Echt 205) || 1156 or[igineel]. : in ecclesiis et earum appenditiis quarum hęc nomina sunt … Aldenthorp (Koch, OBHZ I 139; Wampach, Echt 206) || 1156 cop[ie]. begin 13e e[euw].: in ecclesiis et earum appenditiis quarum hec nomina sunt … Aldendorp (Koch OBHZ I 140; Wampach, Echt 207) || 1130-1161 cop[ie]. ca. 1420: terram in Aldendorpe libram unam … persolventem (LibStAdalb c. XI 2 FontEgm, p. 86) || 12e e[euw]. cop[ie]. ca. 1420 : in Aldenhorpe (lees: Aldenthorpe) decemoc[?] libras et duodecim hod (LibStAdalb III 1 FontEgm, p. 74) || 1182-1206 cop[ie]. ca. 1420: terram in Aldendorpe persolventem libram (LibStAdalb c. XIII ibid., p. 91) voor de datering van LijstParKlEchternach zie : Blok (1974), p. 167-184; voor de datering van de Aantekeningen uit het Evangelieboek zie : Meilink (1939), p. 2[?]-25; voor de datering van het LibStAdalb zie : Meilink (1939), p. 70-73; zie voor het falsum Koch, OBHZ I 86 de daar geciteerde literatuur; een nadere datering van de vervalsing is niet mogelijk o[ud]n[eder]l[ands]. thorp, dorp “dochtemederzetting” met ald “oud” » (3).
De (mogelijke) betekenis van alle Noordhollandse plaatsnamen van Aagtdorp tot Zwanenburg (Pannekeet, 1988) :
« OUDORP Oude vormen : Aldenthorp (1063); Aldathorpe (1064); Outdorp (1156); Oudthorp (1251); Outdorpe (1351). De oude vormen wijzen op een samenst[elling]. van de fri[ese]. p[ersoons]n[aam]. Aldo, Alde, latere vormen Out, Oud en dorp. Blok vermeldt de vormen Outersdorp en Outgersterp (1442) en vermoedt eveneens dat het 1e element een persoonsnaam is, mogelijk te herleiden tot Altger of tot Odger. Zie > W[est-Frieslands].O[ud en].N[ieuw]. 26, blz. 21. In Lex[icon van nederlandse toponiemen tot 1200]. blz. 283 vat hij “alden” echter op als ‘oud’. Ook Karstens bewering dat Oudorp natuurlijk(!) ‘oud dorp’ betekent, is, gezien het bovenstaande aanvechtbaar. » (4).
Nederlandse plaatsnamen (Van Berkel en Samplonius, 1995) :
« Oudorp [gem[eente]. : Alkmaar, N[oord]H[olland]] le h[elft]. 11e E[euw] Aldenthorf; 1289 Outdorpe; 1343 Outorp; samengesteld dorp ‘dochternederzetting’ en w[aar]s[chijnlijk]. oud ‘oud’, maar volgens anderen een persoonsnaam als Aldo. » (5).
Het document uit 1063 is een Echternachse vervalsing uit 1156, zie : Willibrord. Bij de vormen met alden- blijkt het om een door Echternachse monniken verduitste naam te gaan waaruit niets kan worden afgeleid voor de naamsbetekenis (6). We hebben wél de tegenoverstelling Oudorp (oud-dorp, ten oosten van Alkmaar) en Niedorp (nieuw-dorp, ten noordoosten van Alkmaar, onderscheiden in Oude-Niedorp en Nieuwe-Niedorp), zodat de betekenis tamelijk duidelijk is.
De eerste vermelding van Ouddorp in een grafelijke oorkonde, gedateerd 1272, is te vinden in afschrift; graaf Floris V beleent Wouter de Vries met de huishoenders te Ouddorp en Vronen en met een aantal inkomsten te Alkmaar, en hij zegt hem toe, indien in de Rekeredam een sluis wordt aangelegd, hem ook met de visserij daarin te zullen belenen (7).
Vervolg :
|
1. Noordhollandse plaatsnamen (Karsten), t.a.p., p. 70.
2. Woordenboek der Noord- en Zuid-Nederlandse plaatsnamen (De Vries), t.a.p., p. 130.
3. Lexicon van nederlandse toponiemen tot 1200 (Künzel et al.), t.a.p., p. 283.
4. De (mogelijke) betekenis van alle Noordhollandse plaatsnamen van Aagtdorp tot Zwanenburg (Pannekeet), t.a.p., p. 101-102.
5. Nederlandse plaatsnamen (Van Berkel en Samplonius), t.a.p., p. 182.
6. Behalve dan dat het om een geheel juiste vertaling gaat, want Aldenthorf is goed Duits voor Ouddorp, waarover het natuurlijk niet gaat.
7. De oorkonden en de kanselarij van de graven van Holland tot 1299, t.a.p., p. 320.
|