De Codex Eberhardi, een vervalste goederenlijst uit Fulda | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Inhoud van deze pagina1. De mythe van FuldaWie op zoek gaat naar de vroeg-middeleeuwse geschiedenis van Kennemerland stuit al snel op verwijzingen naar de documentatie van Fulda (1). Een paar losse namen daaruit zijn op Kennemerland begrepen : Kinheim en Kintloson (beide Kennemerland), Horgana (Hargen bij Schoorl) en Bogeheim (Bakkum) (2). Andere namen die op Kennemerland zijn begrepen komen er niet in voor. De abdij van Fulda ten noordoosten van Frankfurt am Main zou, legendarisch, in 744 door Bonifatius (3) zijn gesticht en begiftigd zijn geweest met vele tientallen goederen in Oost-Friesland in het hoge noorden van Duitsland en in het noorden van Nederland – op Wieringen en Texel, in Friesland en Groningen – op honderden kilometers afstand van Fulda. Het gaat om een maar klein deel van de hele Codex Eberhardi, dat voor het noorden van Nederland gewoonlijk buiten verband wordt aangehaald. Het geheel is een soort van Nostradamus-tekst, waarvan iedereen kan maken wat hij wil zolang de historische achtergrond ervan en van het namenbestand erin niet geheel is opgehelderd. De titel van het hoofdstuk waarom het hier gaat luidt : Descriptones eorum qui de Fresia bona sua sco Bonefacio tradiderunt (4), ofwel : Beschrijvingen van degenen van Frisia die hun goederen aan St. Bonifatius hebben overgedragen. De duiding van deze goederenlijst uit Fulda uit de Codex Eberhardi (5) was geheel gegrondvest op de historische mythe dat Fresia het Noord-Nederlandse Friesland was, een mythe die pas in de dertiende eeuw tot leven komt. Tochingen werd daardoor bijvoorbeeld als Dokkum opgevat. Er bestaat echter geen enkel ander document waarin die naam, of iets dat er op lijkt, voorkomt. Meest waarschijnlijk heeft er echter oorspronkelijk iets gestaan dat op Dockynchirica lijkt, ofwel Duinkerke. Bij Tochingen lagen volgens Eberhard : Dipbingheim / Tippencheim, Orlinuerba en Waltheim; drie plaatsen die nergens bij Dokkum of in Friesland met enige redelijkheid kunnen worden aangewezen zodat Dokkum alleen al om die reden van de lijst kan worden afgevoerd. Bonifatius werd in 754 niet bij Dokkum vermoord dat nog niet bestond. De moord vond evenmin plaats aan de Boorne in Friesland, een naam die in 754 ook nog niet bestond. Ook nu stroomt de Boorne niet bij Dokkum, en hij kreeg zijn huidige naam pas nadat de mythe van Bonifatius te Dokkum al was gevestigd. Bonifatius, volgens de Vita S. Willihadi en de Vita S. Bonifacii, werd vermoord bij de plaats die Dockynchirica heette en in de pagus Hostraga lag. Dat is in de omgeving van Duinkerke in Ostrachia / Ostrevant ten oosten van Atrecht (Frans Arras). Volgens de bronnen werd hij vermoord aan de rivier Bordne of Burdina, dat is de Bourre bij Hazebroek. Hij werd te Tricht (Tournehem-sur-le-Hem, waar de bisschopszetel van Willibrord zich bevond) begraven, en meer dan zestig jaar later werd zijn lijk overgebracht naar Moguntiacum (Mainvillers), vanwaar de traditie in Mainz terechtkwam en vandaar weer in Fulda. Daarom is het niet uitgesloten dat de relieken te Fulda werkelijk van Bonifatius zijn (6). Het aanvankelijke missioneringsgebied van Bonifatius lag in de streek tussen Duinkerke en Atrecht (Frans Arras). Honderden jaren later, tussen 1150 en 1160, toen de abdij Fulda in financiële problemen zou hebben verkeerd, vond de monnik Everhard oude documenten van abt Hrabanus Maurus en probeerde hij ‘verloren gegaan bezit’ van het klooster terug te vinden, waarbij hij vervalsingen niet schuwde en waarna het oorspronkelijke werk van abt Hrabanus Maurus spoorloos verdween. Zo hebben we een Willibrord-Echternach-scenario : een klooster dat aan de hand van vervalste documenten vermeende oude rechten terug probeert te vinden, en het speelt zich bovendien af in dezelfde jaren waarin ook de affaire Echternach zich afspeelt. We zien bij een hele serie van kloosters in dezelfde periode een kopieer-woede ontstaan waarbij de originelen verdwijnen, een procedure die deel uitmaakte van een monastiek tegen-offensief na de investituur-strijd. 2. De oorsprong van de Codex EberhardiAbt Hrabanus Maurus (rond 780-856) (7), de schrijver van het oorspronkelijke document, werd geboren te Mainvillers (en niet Mainz) in 776; hij ging in de leer bij Alcuinus te Tours in Frankrijk en overleed in 856, net voordat de Noormannen-invallen in Frans-Vlaanderen plaatsvonden. Hij liet acht boeken na. Een monnik genaamd Eberhard kopieerde tussen 1150 en 1160 uit het toen 350 jaar oude handschrift wat van pas kwam. Het ging Eberhard duidelijk minder om de geschiedenis van het klooster dan wel om vermeende bezittingen van dat klooster. Hij liet ons immers vooral goederenlijsten na. Die lijsten stellen twee grote problemen. Het eerste is dat de vermeende eigendom door geen enkele oorspronkelijke oorkonde wordt gedekt : « Geen enkele oorkonde, hetzij in origineel hetzij in afschrift, licht ons nog in omtrent de vorming van het uitgebreide goederenbezit van de abdij van Fulda in het gebied [Fresia] waar haar stichter [Bonifatius] in 754 de marteldood had gevonden. » (8). De abdij van Fulda zou de originele bewijsstukken, als het op grond daarvan werkelijk rechten had kunnen laten gelden, nooit verloren hebben laten gaan om enkel een gedeeltelijk afschrift daarvan voor alle eeuwigheid zorgvuldig te bewaren. Het tweede probleem is dat monnik Everhard bij het kopiëren van de vroeg-middeleeuwse documenten alle namen en de oorspronkelijke tekst zodanig verhaspelde dat er niet veel meer mee kan worden aangevangen : « Everhard heeft deze arbeid niet op intelligente wijze uitgevoerd, en bovendien heeft hij vele namen verhoogduitst. » (9). Datzelfde is ook sterker uitgedrukt, en wel in Fulda zélf, waar de Codex Eberhardi geldt als : « een van de grootste vervalsingsoperaties die in de Middeleeuwen in één enkele werkplaats ooit werd ondernomen. » (10). Als enige verzachtende omstandigheid voor de valsheid in geschrifte plegende Eberhard is aangevoerd dat hij dit niet deed in zijn eigen belang, maar in dat van zijn abdij. Het ging Eberhard om het opeisen van rechten in de twaalfde eeuw, en dus bevat zijn document al dan niet bestaande namen uit de twaalfde eeuw en geen namen uit de achtste eeuw. Hij verving namen die hij meende te herkennen door namen van plaatsen waar de abdij inkomsten dacht te kunnen verwerven en de overige namen verminkte hij zodanig dat de meeste onherkenbaar werden. Maar omdat er verder niets bekend is van het met goed gevolg opeisen van rechten door Fulda op grond van deze lijst is het zeer de vraag welke plaatsen Eberhard in gedachte had toen hij hem samenstelde en al everzeer of die daadwerkelijk overeenkomen met de plaatsnamen die eerst veel later op zijn tekst zijn geplakt. Als het duidelijk is dat we met een vervalsing te maken hebben, dan is het probleem nog niet opgelost. Eberhard maakte ongetwijfeld gebruik van echte oude documenten. Waarop hadden die betrekking ? Het antwoord op die vraag is te vinden in Noordwest-Frankrijk. 3. Het namenbestandHoewel er ook in Frans-Vlaanderen als gevolg van de namenverminking met de lijst niet erg veel kan worden aangevangen – in tegenstelling tot lijsten uit andere kloosters en meer in het bijzonder bijvoorbeeld de goederenlijst van het bisdom Traiectum – is een aantal namen herkenbaar uit andere documenten, met name enkele streeknamen die de weg wijzen :
Door de verbastering van het namenbestand zijn alle plaatsingen zeker speculatief; die voor de Pas-de-Calais echter zeker niet méér dan de traditionele. In de lijst hieronder zijn de plaatsen die in de tweede kolom worden genoemd traditionalistische interpretaties. Tenzij anders vermeld liggen ze in de huidige Nederlandse provincie Friesland. Hoewel zelfs de dolste gissingen zijn opgenomen gelden van de 120 namen er niet minder dan 75 (ruim 60%) als Onbekend. Van iedere acht plaatsen worden er dus maar drie aangewezen. Daarvan worden ook een paar plaatsen in Zuid-Limburg neergezet, hoewel Zuid-Limburg in geen enkele opvatting ooit deel uitmaakte van Fresia. Hetzelfde geldt voor enkele genoemde plaatsen in Midden-Duitsland en zelfs Oost-Polen ! Van de 45 namen die wél zijn geplaatst is éénderde ronduit absurd, zodat het eindresultaat traditionalistisch bedroevend is. Voor de Pas-de-Calais zijn ter vergelijking een zestigtal mogelijke plaatsingen gegeven (de helft van het namenbestand), een aantal dat met gemak zou kunnen worden uitgebreid, maar dat door de verhaspeling van de namen verder van geen betekenis is. Van de interpetaties zouden we mogen verwachten dat die controleerbaar in andere bronnen in ieder geval vóór 1200 hebben bestaan en dat de plaatselijke archeologie een ononderbroken bewoning sinds de achtste eeuw te zien geeft. Aangezien aan geen van beide criteria wordt voldaan zakken de bestaande interpretaties weg in de modder. De lijst uit Fulda bewijst dan ook niets voor de vroeg-middeleeuwse geschiedenis van Kennemerland, Holland of Friesland.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Noten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Annales Fuldenses sive Annales regni Francorum orientalis / Herausgegeben von Friedrich Kurze. – In : Monumenta Germaniae. Scriptores rerum Germanicarum in usum scholarum separatim editi, xiii, 152 p. 1891, Herdruk 1993. Voor een Engelse vertaling : The Annals of Fulda / translated and annotated by Timothy Reuter. – Manchester : Manchester University Press, [1992]. – xii, 174 p.; De Annalen van Fulda zijn voor een groot deel samengesteld vanuit de Annales Bertiniani uit St.-Omaars. Voor Fulda, zie ook : De oorkonden van Holland en Zeeland tot 1101. 2. Voor Kinheim-Kinloson, zie : De vroeg-middeleeuwse Kinhem-teksten. 3. De traditionalistische Bonifatiusmythe is goed vertegenwoordigd op het web: Bisdom Fulda; Bonifatius-net; Bonifatiusherdenking te Dokkum, 2004; Bonifatius in het Heiligenlexicon; het Bonifatius-dossier van de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag, zie ook literatuuropgaven aldaar en bij het Meertens-Instituut. Albert Delahaye over Mainz en Bonifatius : 4. Volgens de inmiddels achterhaalde uitgave : Traditiones et Antiquitates Fuldenses / Ernst Friedrich Johann Dronke (Herausgeber), Fulda, C. Müller’sche Buchhandlung (G.F. Euler), 1844 (Herdrukt Wagener Edition, 1967); webuitgave : Stanford University. Veel minder aandacht hebben de Friese historici getoond voor hoofstuk 41, Descriptiones eorum qui de Saxonia et Fresia sancto Bonifacio sua predia obtelerunt, waar we onder andere plaatsen uit Gruningen vinden. 5. De Codex Eberhardi bevindt zich in het Hessischen Staatsarchiv in Marburg en werd voor het eerst uitgegeven in Frankfurt in 1583-1607 en in Antwerpen in 1612. De meest recente wetenschappelijke uitgave is : Der Codex Eberhardi des Klosters Fulda [2 Bände] / Herausgegeben Heinrich Meyer zu Ermgassen. – Marburg : Elwert, 1995-1996. – xviii, 338, xii, 362 p. – (Veröffentlichungen der Historischen Kommission für Hessen ; 58). Feitelijk gaat het voor Nederland om maar een paar bladzijden uit deze Codex. Vergelijk : Codex Diplomaticus Fuldensis / Herausgegeven von Ernst Friedrich Johann Dronke. – 1850. – Herdrukt Aalen, 1962. Een nieuwere standaard-uitgave is te vinden in : Monumenta Germaniae Historica. Die Urkunden der Karolinger. Band 1 / Bearbeitet von Engelbert Mühlbacher. – 1906; deze uitgave is gebaseerd op : Monvmenta Germaniae Historica inde ab anno Christi Qvingentesimo vsqve ad annvm millesemvm et qvingestesemvm avpiciis Societatus Aperiendis Fontibvs Rervm Germanicarum Medii Aevi. Scriptorvm. Tomvs I. / Edidit Georgivs Heinricvs Pertz Serenissimi Britanniarvm et Hannoverae Regis Tabvlarivs. – Hannoverae : Impensis Bibliopolii Aulici Hahniani, MDCCCXXVI [1826]. Zie ook : Wikipedia (Duitstalig). Tekst en Nederlandse vertaling van de Codex Eberhardi op het web :
6. Zie vooral : Ontspoorde historie, t.a.p., p. 161-186. Over de relieken (en het laatste onderzoek daarnaar uit 1966), zie : Studien zur Bonifatiusverehrung. Zur Geschichte des Codex Ragyndrudis und der Fuldaer Reliquien des Bonifatius / Lutz E. von Padberg. – Frankfurt am Main : Josef Knecht, 1996. – 138 p. – (Fuldaer Hochschulschriften ; 25). 8. Oorkondenboek van Holland en Zeeland, t.a.p., p. 15. 9. Oorkondenboek van Holland en Zeeland, t.a.p., p. 15. 10. « eine der größten Fälschungsaktionen, die im Mittelalter jemals in einer einzigen Werkstatt erfolgten. » Thomas Vogtherr in : Fulda im Alten Reich / Hrsg. von Berthold Jäger. – Fulda : Fuldaer Geschichtsvereins, 1996. – (Fuldaer Geschichtsvereins ; 59). – p. 47, geciteerd naar : IzyNews Lexikon; ook te vinden op : Wikipedia (Duitstalig). In oudere werken wordt over het algemeen gunstiger geoordeeld. 11. Voor Federitga / Vaudricourt, zie : De ware kijk op..., deel II, t.a.p., p. 40, 245 (kaart), 495 en 500 (onder Hugmerthi). 12. Voor Ostrachia en Westrachia, zie : De ware kijk op..., deel II, t.a.p., p. 14, 28, 37, 38, 40, 43, 82, 83, 193, 206, 237, 246, 247, 282, 292, 293, 307, 308, 318, 323, 329, 370, 373, 375, 391, 475, 478, 489, 490, 492, 500, 509, 510, 521. 13. Voor Wirense, zie ook : De oorkonden van Holland en Zeeland tot 1101, teksten 7-17; voor Wieringen, zie : In Pago Wirense, waar niet veel namen worden geplaatst. 14. De plaatsingen zijn ontleend aan : Lexicon van nederlandse toponiemen tot 1200; een deel aan : Frieslands oudheid, t.a.p., p. 188; enkele aanvullingen komen van de site : Nederlandse Middeleeuwse bronnen. |