VorigePlaatsen in KennemerlandVolgende

Bakkum

Inhoud van deze pagina

  1. Bacchus
  2. Bogeheim
  3. Bacheim
  4. Bronnen en naamsverklaringen
  5. Arem
  6. Vroege vermeldingen van Bakkum
  7. Slot
    Noten

1. Bacchus

Met een oud verzinsel werd de naam Bakkum afgeleid van de naam van de Romeinse god Bacchus waarmee het dorp een wel zeer respectabele leeftijd kreeg toegedicht. Het verbinden van locale geschiedenis aan Griekse en Romeinse mythologie was hersengymnastiek in de zestiende eeuw, toen Cornelius Aurelius (±1460-na 1523) het Bakenesserwoud bij Haarlem ook al in verband bracht met Bacchus (1). Heel wijdlopig is dezelfde bewering te vinden in de Zaanlandse Arkadia van 1658 (2).

Tussen het eerste en het laatste deuntje moeten de Bakkummers – toen ze dat rond 1900 van horen zeggen meekregen – daaraan op de kermis nog jarenlang plezier hebben beleefd.

2. Bogeheim

In 1901 schreef L.J.A.B. van Braakenburg, titulair heer van Bakkum :

« Onder den naam van Bogeheim of Bacchem vindt men reeds in oude tijden van Backum melding gemaakt. De geschiedenis verhaalt dat Antulf en Tolerid een zoon nalieten, die Bogenheim aan den op 5 Juni 754 te Dokkum vermoorden Bonifacius schonk, waardoor de door hem in 744 gestichte Benediktijner Abdij te Fulda eigenaresse werd. Lang bleef het geen kerkelijk goed, want reeds in 864 kwam Bogenheim aan Wollebrand, derden heer van Egmond. » (3).

Hetzelfde verhaaltje was al te vinden in Ons Voorgeslacht van H.J.A. Hofdijk :

« En nu het duinpad in, dat tusschen de met geurig houtgewas omzoomde hellingen naar de groene valei voert, die, door de breede Hoepbeek en het Aremerswed besproeid, den hoevelingen van B o g e h e i m of B a c c h e m [in noot : Thands B a k k u m] goede weiden voor het vee, goede akkers voor den veldbouw oplevert. Voor zoo verre de landerijen, beemden, gebouwen en eigenhoorigen die ge hier ziet, eenmaal aan het echtpaar Antulf en Folcrid behoorden, zijn ze thands, by schenking door hun zoon aan Bonifacius gedaan, het eigendom der Benediktyner abdy van Fulda. » (4).

De tekst uit de Codex Eberhardi van het klooster Fulda in Duitsland luidt :

« Item idem Burgolf trad. sco Bon. hereditatem suam. quam sibi pater suus Antulf et mater sua Wofolcrid reliquerunt uel que ipse postea conquisiuit totum et integrum in Fresia situm. in terris. siluis. pratis domibus edificiis. et mancipiis. in auro et argento. in hic locis. in Bogeheim et in Leonesbac et in witmuntheim. et in Horgana et aliis locis. » (5).

Vertaald :

« Evenzo heeft Burgolf aan St. Bonifatius geschonken zijn erfgoed, wat hem zijn vader Antulf en zijn moeder Folcrid hebben nagelaten en wat hijzelf vervolgens heeft nagelaten, geheel en ongeschonden in Frisia gelegen, aan landerijen, bossen, weiden, huizen, gebouwen, en horigen, in goud en zilver, in deze plaatsen: in Bogeheim en in Leonspich en in Witmuntheim, en in Horgana en andere plaatsen. » (6).

De plaats Bogesheim, gelegen in Frisia, heeft niets met Bakkum te maken, de namen lijken niet eens op elkaar en de andere genoemde plaatsen kunnen niet in de omgeving worden aangewezen.

3. Bacheim

Een tweede bron die voor Bakkum kan worden afgeschreven is de vermelding in de oorkonden van het Duitse klooster Werden. Albert Delahaye schrijft daarover :

« Bacheim, genoemd in een akte uit 798 van Werden, liggend aan de rivier Melanbach, is Bachy, een gehucht van de gemeente Cyoing, op 13 km zuid-oost van Rijssel. Langs de plaats stroomt een beekje, zijrivier van de Marck, die als Malanbach (molenbeek) moet worden gedetermineerd. » (7).

Bij Bakkum kan er geen Melanbach worden aangewezen; het klooster Werden is vanuit Noord-Frankrijk verplaatst naar de omgeving van Essen in Duitsland.

4. Bronnen en naamsverklaringen

Noordhollandse plaatsnamen (Karsten, 1951) :

« Tot de gemeente [Castricum] behoort het dorp Bakkum, oudtijds Bachem (vóór 989. Okb. I, no. 66). dat samengesteld is uit de Friese mansnaam Bakke + hem. [in noot : N[omina].G[eographica].N[eerlandica]., I, 176.]) » (8).

Hier is dus de verwijzing naar 798 al afgeschreven, heel opmerkelijk voor de fantast Karsten; het kan zijn dat hij die bron gemist heeft, dat maakt het dan enkel nog erger voor hemzelf.

Woordenboek der Noord- en Zuid-Nederlandse plaatsnamen (De Vries, 1962) :

« Bakkum, N[ederland]-N[oord]H[olland], is een heem-naam verbonden aan de P[ersoons]N[aam] Bakko naast Bako, vleinaam van namen als Bagahard, Bagamar. Minder waarsch[ijnlijk]. is het in bak een aanduiding voor een ‘lange heuvelrug, hoogte’ te zien. » (9).

Lexicon van nederlandse toponiemen tot 1200 (Künzel et al., 1988/1989) :

« Bakkum
1 km ten n
[oorden] van Kastrikum (Noordholland)
w
[aa]rsch[ijnlijk]. eind 11e e[euw]. naar een bron uit 2e helft 10e e[euw]. cop[ie]. ca. 1420 : in Bachem mansas tres (AantEvang FontEgm, p. 62) || 1105-1120 cop[ie]. ca. 1420 : Isset de Backem terram ibidem (LibStAdalb c. VI 1 ibid., p. 78) || 1105-1120 cop[ie]. ca. 1420 : Meinwi in Bacham terram (ibid., p. 79) || 1125-1130 cop[ie]. ca. 1420 : in Bachem mansus III (LibStAdalb c. II (Gravenreg) FontEgm, p. 68) || <1083> falsum 1125 - ca. 1150 : in Bacchem mansus tres (Koch, OBHZ I 88) || 1130-1161 cop[ie]. ca. 1420 : Walech de Bakkem dedit terram in eadem villa iacentem (LibStAdalb c. VI 2 FontEgm, p. 80) || 1130-1161 cop[ie]. ca. 1420 : terram … que iacet in Backem (ibid., p. 81) || 12e e[euw]. cop[ie]. ca. 1420 : in Bachem tres libras (LibStAdalb c. III 1 ibid., p. 74) || w[aa]rsch[ijnlijk]. 12e e[euw]. cop[ie]. ca. 1530 : Gerardus et Henricus laici in Backem (NecrEgm, p. 97) - terram in Backem (ibid., p. 130) - terra in Backem (ibid., p. 136 en 139) || 1182-1206 cop[ie]. ca. 1420 : Reymero de Bachem … dedit (LibStAdalb c. XIII 3 FontEgm, p. 92)
voor de datering van de Aantekeningen uit het Evangelieboek zie : Meilink (1939), p. 22-25; voor de datering van het LibStAdalb zie : Meilink (1939), p. 70-73; voor de datering van het Gravenregister
zie : Koch, OBHZ I 88, kopnoot; voor de datering van het NecrEgm zie : Meilink (1939), p. 56-59
o
[ud]n[eder]l[ands]. hem “woonplaats” met *baka- “rug, welving, hoogte” » (10).

De (mogelijke) betekenis van alle Noordhollandse plaatsnamen van Aagtdorp tot Zwanenburg (Pannekeet, 1988) :

« BAKKUM (Castricum)
Oude vormen : o
[nder].a[ndere]. : Bachem (eind 11e eeuw); Backem (1105-1120). Kan een samenst[elling]. zijn van de fri[ese]. p[ersoons]n[aam]. Bakke en -em, -um = heem, woonstee.
Rentenaar echter ziet in het 1e element het oude woord baka = (lange) heuvelrug, zodat de plaatsnaam zou duiden op een heem in of nabij de duinen.
Onder Arem heb ik er op gewezen, dat Rentenaar het 1e element van deze plaatsnaam opvat als haru = zandige heuvelrug. Het lijkt mij echter nogal dubieus dat in de namen van de twee nabijgelegen plaatsen Bakkum en Arem twee verschillende woorden voor een vrijwel synoniem begrip (n
[ame]l[ijk]. heuvelrug) zouden schuilen. Zie ook > Lex[icon van nederlandse toponiemen tot 1200], blz. 77. » (11).

Nederlandse plaatsnamen (Van Berkel en Samplonius, 1995) :

« Bakkum [gem[eente]. : Castricum, NH] eind 11e E[euw] cop[ie]. 1420 Bachem; 1130-1161 cop[ie]. 1420 Bakkem; vroeger verklaard als heem ‘woonplaats’ van de persoon Bakke (fri[ese]. roepvorm van namen als Bertold etc.). Tegenwoordig voert men het eerste terug op germ[aans]. *baka ‘welving, hoogte’. » (12).

Wikipedia, 2013 :

« Bakkum is samen met Limmen één van de oudere kernen van de gemeente Castricum. De plaatsnaam betekent meer dan waarschijnlijk de woonstee van de persoon Bakke. Hoewel er wordt uitgegaan dat de plaats al in de 9e eeuw, of zelfs 8e eeuw moet zijn gesticht komen de eerste vermeldingen pas voor uit kopieën uit de 15e eeuw van bronnen uit 11e eeuw. Onder meer als Bachem en Backem. In 1254 wordt in de oorkonde van Graven van Holland Bakkum genoemd in een grondruil van Willem II van Holland en de Abdij van Egmond. Bij Bakkum zou in opdracht van Willem V van Holland in 1351 de Cunerakapel zijn gebouwd.
In de 16e eeuw bedenkt Cornelius Aurelius dat Bakkum in de Romeinse tijd moet zijn ontstaan. Dit wordt volgens hem ondersteund door het feit dat de plaatsnaam volgens hem afgeleid is van de Romeinse god Bacchus. Maar verder bewijs is er niet. Nog geen eeuw later wordt ook het plaatsje Castricum een Romeinse stichting toegedicht. Van beide werd dit lang gedacht maar in de loop van de 20e eeuw wordt onder meer door opgravingen en plaatsnamen-onderzoek dit steeds meer als een fabel gezien. Bakkum behoorde lang tot het huize Egmond maar in 1613 ging het gebied over aan de heer Johan van Oldenbarneveldt. Zo werd Bakkum een vrije heerlijkheid. De heer Nicolaas Geelvinck koopt in 1749 als ambachtsheer van Castricum deze heerlijkheid op. Sindsdien zijn Castricum en Bakkum aan elkaar gekoppeld. »
 (13)

4. Arem

Voor Arem zijn er geen eigentijdse teksten uit de periode waarin de naam bestaan zou hebben; er zijn alleen zeven veel latere, en twijfelachtige copieën van teksten waarin de naam voorkomt, waarbij ook nog de één uit de ánder is overgenomen.

De bronnen (andere zijn er niet; overgenomen uit: Lexicon van Nederlandse toponiemen, p. 69-70) :

« Arem (1182-1206)
Ligging onbekend, in de omgeving van Egmond-Binnen (Noord-Holland)
Waarschijnlijk eind 11e eeuw naar een bron uit de 2e helft 10e eeuw, copie ca. 1420 : in villa Heram nominata mansas tredecim et unam dimidiam (Aant Evang FontEgm) (14) || 1105-1120, copie ca. 1420 : terram in Harem – tetta de Harem terram ibidem – Bovo de Haren (LibStAdalbVita (15) c. VI 1 ibid., p. 78 || 1125-1130, cop
[ie]. ca. 1420 : in Heram mansus XIII et unum dimidium (LibStAdalb c. II (Gravenreg.) ibid, p. 69 || <1083> , falsum 1125 - ca. 1150 : usque in Heram – usque in Herem (Koch, OBHZ I 88) || 1130-1161 cop[ie]. ca. 1420 : terram in Harem (LibStAdalb c. VI 2, FontEgm, p. 79 || 1130-1161 cop[ie]. ca. 1420 : >Aldic de Arem dedit – terram iacentem in Arem – Frithericus filius Aldici de Arem dedit – Ougo de Arem dedit (ibid., p. 81) || 12e eeuw cop[ie]. ca. 1420 : in Wimnom et in Rinneggem in Hecmundo et in Herem 30½ uncias (LibStAdalb c. III 1, ibid., p. 74 || waarschijnlijk 12e eeuw, cop[ie]. ca. 1530 : terram in Arem (NecrEgm, p. 91) || 1182-1206, cop[ie]. ca. 1420 : pro decima in Arem LibStAdalb, c. XIII 3 FontEgm, p. 92
Voor de datering van de Aantekeningen uit het Evangelieboek zie : Meilink (1939), p. 22-25; voor de datering van het LibStAdalb, zie: Meilink (1939), p. 70-73; voor de datering van het Gravenregister zie : Koch, OB HZ I 88, kopnoot; voor de datering van het Necrologium Egm. zie: Meilink (1939), p. 56-59; “usque in Arem” (libSt-Adalb c.II(Gravenregister) Fontes Egm., p. 68) is een toevoeging na 1125 - ca. 1150, vgl. Meilink (1939), p. 26; voor de lokalisering zie : De Cock (1965), p. 165 e.v. en Rentenaar (1978), p. 339 e.v.

Een paar problemen :

1) We hebben alleen teksten uit 1420 of nog later, die copieën zouden zijn van veel oudere teksten, maar die hebben we niet; en een falsum dat uit 1125-1150 zou zijn (waarschijnlijk flink wat later), copie van een tekst uit 1083.

2) Arem komt in geen enkele andere niet-Egmondse bron voor; en voor de genoemde personen is er ook geen enkele andere bron in een heel wijde omgeving.

3) De documenten zouden betrekking hebben op de zeer korte periode 1182-1206, waarna de naam verdwijnt, terwijl de kopieën uit 1420 en later zijn.

4) We hebben : Heram, Harem, Bovo van Haren, Heram, Herem, Aldic van Arem, Arem, Frithericus zoon van Aldic van Arem, Ougo [Hugo] van Arem, Herem en Arem, waarbij ervan wordt uitgegaan dat het in alle gevallen om dezelfde naam zou gaan.

5) In Arem zouden er op zijn minst 30 “mansas” zijn geweest (woningen, hoeven), en dat ergens op de grens tussen Egmond en Bakkum in de elfde eeuw.

6) Wat we verder nog hebben is een later Aremerzwet, de scheiding tussen Egmond en Bakkum.

7) Stelling is dat we beter op zoek kunnen gaan naar Bovo, Aldic, Frithericus en Hugo van Heram/Harem/Arem; worden ze gevonden dan staat er iets vast; worden ze niet gevonden, dan zullen we het, meest waarschijnlijk, nooit meer weten, of beter: kunnen we ze afschrijven.

8) Dat de H er soms staat en soms niet is typisch voor de Frans-Nederlandse taalgrens; het is een “stomme h” (wordt wel geschreven, maar niet uitgesproken).

Een band met de Friese plaats Arum en de Arumer Zwarte Hoop, het Friese rebellenleger van Grote Pier, is nooit gelegd (16).

5. Vroege vermeldingen van Bakkum

Van de opgegeven bronnen van vóór 1200 beschikken we alleen over (veel) latere kopieën en ze komen uitsluitend uit de Egmondse abdij.

In de Oorkonden en de kanselerij van de graven van Holland tot 1299 wordt Bakkum voor het eerst vermeld in 1254, in een origineel document waarin Willem II, bij zijn leger bij Vronen in West-Friesland (hij was daar op veldtocht), al zijn ministerialen tussen Wimmenummerzwet en Aremerzwet ruilt tegen die van de abdij van Egmond wonende tussen Wimmenum en Bakkum (17), waaruit afgeleid zou kunnen worden dat Arem een andere naam was van Bakkum.

Het oorkondenboek van Holland en Zeeland tot 1299 heeft ná 1200 :

21 mei 1254 1007, regest, origineel.
Rooms-koning Willem ruilt zijn dienstlieden wonende tussen Wimmenumerzwet en Aremerzwet tegen de dienstlieden van de abdij van Egmond wonende in [sic ! moet zijn : tussen] Wimmenum en Bakkum (18).

21 september 1264, regest, kopie 1420.
Nikolaas abt, prior en convent van Egmond verkopen ten behoeve van het 25 herstel van de dijk bij Hargen het abdijland te Bakkum met uitzondering van enkele met name genoemde stukken voor 175 pond Hollands aan Arnout van Heemskerk, ridder (19).

Na 1300 zijn er nog enkele bronnen :

Vermeld wordt ook Flores van Backum, lekebroeder in de abdij van Egmond, en die 20 maart 1335 zou zijn overleden.

In 1351 zou Willem V van Holland te Bakkum de Cunerakapel hebben laten bouwen.

Den Haag, 13 oktober 1333, regest
Graaf Willem III schenkt zijn kamerling Koenraad Jacobsz. de hem aangekomen goederen van Laurens van Bakkum in de ambachten van Bakkum en Castricum (20).

Den Haag, 17 oktober 1333, regest.
Graaf Willem III beleent Floris van Bakkum met de hofstede en het land te Bakkum, welke deze aan hem in vrij eigendom had opgedragen (21).

In Kijk op Castricum verscheen 1 juli 2020 een artikel over een volgens Hans van Weenen te zoeken kasteel van Floris te Bakkum.

Floris van Bakkum was een lekenbroeder van de Egmondse abdij, en dus onwaarschijnlijk van adel; een “hofstede” is volgens Van Dale juist géén kasteel, maar gewoon een hoeve of boerderij, maar zelfs daarvan is niets gevonden.

6. Slot

Ter plekke is er nooit een redelijke naamsverklaring gevonden. De naam komt daardoor meest waarschijnlijk van elders en kan een verdubbeling van het Noord-Franse Bacheim zijn. Een andere verdubbeling is : Bacquehem-du-Lietz, genoemd als familienaam (22).

In Duitsland liggen Baccum, gemeente Lingen (Ems); en Bachem, gemeente Frechen, ten westen van Keulen.


Vervolg : Volgende


Noten

1. De opvattingen over onze oudere vaderlandsche geschiedenis bij de Hollandsche historici der XVIe & XVIIe eeuw / door Herman Kampinga. – [Herdruk]. – Utrecht : HES Publishers, 1980. – 207 p. – (Oorspr. uitg. ”s-Gravenhage : Martinus Nijhoff, 1917). – p. 5, noot 10. Zie ook : Van Bakenes (Wikipedia).

2. De Zaanlantse Arkadia [Omslagtitel : V Boeken vande Saanlandsche Arcadia] / door H. Zoeteboom [op omslag Soeteboom]. – t’Amsterdam : By Gerrit van Goedesberg, Boekverkooper op ’t Water, 1658. –678 p. – p. 106-110.

3. Ambachtsheerlijkheid Backum / door L.J.A.B.v.B[raakenburg]. – Leiden : Eduard IJdo, 1901.
Over Wollebrand, heer van Egmond :
« In een oude acte vond ik een kladpapiertje [kan het vager ?], waaruit het volgende over het geslacht van de Heren van Bakkum opgemaakt zou kunnen worden.
Bij het jaartal 862 stond, dat Karel de Kale iemand aangewezen had als Heer van Bakkum. Dat zou de derde Heer van Bakkum moeten zijn en zijn naam zou Wollebrand zijn. Dit geslacht zou tot 1607 de titel Heer van Bakkum hebben gedragen. Toen zou Lamoraal als zesde graaf van Egmond het goed Bakkum hebben verkocht. »

(Historie van Castricum en Bakkum, D. van Deelen, t.a.p., p. 173).
Wolbrant, apocrief heer van Egmond, was in 1792 al afgeschreven in het Kabinet van Nederlandsche en Kleefsche oudheden (t.a.p., p. 299) en Brouërius van Nidek meldt dat zijn bestaan al door Adrianus Junius en Pontus Heurerus voor ‘onwaarschijnlijk’ werd gehouden; zie ook : Egmond.

4. Ons Voorgeslacht (H.J.A. Hofdijk), t.a.p., p. 49-50.

5. Uitgave Droncke, p. 44; zie : De Codex Eberhardi, een vervalste goederenlijst uit Fulda; zie ook : De oorkonden van Holland en Zeeland tot 1101, tekst 16.

6. Vertaling ontleend aan : Nederlandse middeleeuwse bronnen / Bezittingen van Fulda in Frisia / Codex Eberhardi.

7. Holle boomstammen, t.a.p., p. 391.

8. Noordhollandse plaatsnamen (Karsten), t.a.p., p. 46; de naam ‘Bakke’ komt nu eens wél voor in het voornamenboek van Van der Schaar, maar dan, zoals altijd zonder bron, als Friese vrouwennaam, afgeleid van Bethold (Prisma voornamen, t.a.p., p. 65). Van een karolingische mevrouw Bakke te Bakkum is verder niets bekend; zie ook : Naamkunde.

9. Woordenboek der Noord- en Zuid-Nederlandse plaatsnamen (De Vries), t.a.p., p. 24. Wijs in Bakkum eens een “lange heuvelrug, heuvel” aan; de duinen tellen natuurlijk niet mee.

10. Lexicon van nederlandse toponiemen tot 1200 (Künzel et al.), t.a.p., p. 76-77; de asterisk voor “baka” betekent dat dat woord is verzonnen.

11. De (mogelijke) betekenis van alle Noordhollandse plaatsnamen van Aagtdorp tot Zwanenburg (Pannekeet), t.a.p., p. 41.

12. Nederlandse plaatsnamen (Van Berkel en Samplonius), t.a.p., p. 13-14. Men lette hier op de tegenstelling tussen ‘vroeger’ en ‘tegenwoordig’; de documentatie tussendoor ontbreekt.

13. Wikipedia, Lemma Bakkum, 25 oktober 2013.

14. zie : Evangelieboek

15. Sancti Adalberti Confessoris : voor St. Adalbertus, zie: Adelbert.

16. Zie : Wikipedia, lemma Arum en Arumer Zwarte Hoop. Ook een Aremmermade wordt enige malen vermeld in de Egmondse documentatie; in Castricum “onder de Delf” (van graven, delven), zie : Repertorium op de lenen van de abdij Egmond 1174-1650 / J.C. Kort. – Eerder gepubliceerd in ‘Ons Voorgeslacht’, jrg. 53 (1998), een uitgave van de Zuidhollandse Vereniging voor Genealogie. De familienaam Van Arum/Arem is een verkorting van Van Arnhem, zie Genealogie Van Arnhem.

17. De oorkonden en de kanselarij van de graven van Holland tot 1299, t.a.p., p. 294.

18. Oorkondenboek van Holland en Zeeland tot 1299, II, p.696, nr. 1007.

19. Oorkondenboek van Holland en Zeeland tot 1299, III, p.393, nr. 1368.

20. Registers van de Hollandse Grafelijkheid 1299-1345.

21. Registers van de Hollandse Grafelijkheid 1299-1345.

22. Pas-de-Calais, Dictionnaire des communes, deel 1, t.a.p., p. 321.


Start : 22 november 2003 | Laatst bijgewerkt : 17 juli 2020
































Bakkum 1333

Aantekening over Bakkum uit 1333
« Willem grave etc. maken cond etc. dat Florens van Bachem ons up ghedraghen hevet tenen vryen eyghen sine hofstede tote Bachem dar sijn vader up plach te wonen, ende drie stucke lands leghende up die westside dar an ende dat laghe land dar bi achter ende voren; ende dese hofstede ende land voirscreven hebben wi verlied Florensd vornoemd, ende zo wat wittelic van sinen live coemd, van ons ende van onsen nacomelinghen ten erfliene te houden.
In orkonde etc. Ghegheven in den Haghe des sonnendaghes vore der Elf dusent magheden dach int jair van XXXIII. »
Bron : Registers van de Hollandse Grafelijkheid1299-1345.
(Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw scherm).