Schoorl |
Inhoud van deze paginaSchoorl wordt niet vermeld in het Kabinet van Nederlandsche en Kleefsche Oudheden (Brouërius van Nidek, 1792), noch in de Stad- en dorpbeschrijver (Van Ollefen, 1796). Noordhollandse plaatsnamen (Karsten, 1951) : « SCHOORL. Woordenboek der Noord- en Zuid-Nederlandse plaatsnamen (De Vries, 1962) : « Schoorl, N[ederland]-N[oord]H[olland], in 960 Scoronlo geschreven, omstr[eeks]. 1094 Scorla, betekent ‘het bos aan de oever’. » (2). Lexicon van nederlandse toponiemen tot 1200 (Künzel et al., 1988/1989) : « Schoorl De (mogelijke) betekenis van alle Noordhollandse plaatsnamen van Aagtdorp tot Zwanenburg (Pannekeet, 1988) : « SCHOORL Nederlandse plaatsnamen (Van Berkel en Samplonius, 1995) : « Schoorl [gem[eente].: Schoorl, NH] 918-948 cop[ie]. 11e E[euw] Scoronlo; 1094 Scorla; 1343 Scoerle; samenstelling van o[ud]n[e]d[er]l[ands]. lo ‘bosje op hoge zandgrond’ en score ‘oeverland’ (vgl. n[ieuw]e[ngels]. shore), zie Schore. De vorm Scorla (11e E[euw]), met la i.p.v. lo, duidt op Friese inslag. » (5). De vermelding uit 918-948 van Scoronlo heeft geen betrekking op Schoorl, maar volgens Albert Delahaye op Les Cottes Penches, in 1198 vermeld als Cote en in 1286 vermeld als Scorepanche, Scerepanche en Sckerepanche (6). Het is een veronderstelling die door een betere kan worden vervangen. De datering in de oorkonde uit 1094 is verkeerd en de oorkonde zélf is daardoor verdacht. Het gaat om een schenking van Koenraad, bisschop van Utrecht aan het kapittel van Sint-Jan te Utrecht van de kerk van Scorla met vier afhankelijke kapellen, namelijk van Berga, Sudrekercha, Bernardeskercha en Aldenkercha (7). De plaatsingen van deze vroeg-middeleeuwse namen in de Diplomata belgica zijn achtereenvolgens : Schoorl, Bergen, Zuid-Scharwoude, Noord-Scharwoude en Oudkarspel. Volgens het Lexicon van nederlandse toponiemen tot 1200 (8) gaat het daarentegen om Schoorl, Bergen, Zuid-Scharwoude, Noord-Scharwoude en Oudorp. De plaatsingen Scharwoude en Oudkarspel/Oudorp zijn niet meer dan een slag in de lucht. Voor Noord-Scharwoude bestaat er geen enkele aanwijzing dat de kerk ooit aan de heilige Bernardus is gewijd of genoemd zou zijn naar een kerk gewijd aan die heilige (9). Ook wordt hier de grens tussen Kennemerland en West-Friesland overschreden, wat niet onmogelijk is maar wel een historische onderbouwing vraagt. Tenslotte zou Utrecht haar ‘rechten’ grotendeels hebben laten afkopen. Daarover lezen we in het Kabinet van Nederlandsche en Kleefsche oudheden (Brouërius van Nidek, 1792) : « Uit opene brieven door conradius, Bisschop van Utrecht, vergund, blykt, dat de tienden der vruchten der kapellen, in ’t jaar 1094, aan de kanunniken van St. Jan toegestaan zyn; doch in lateren tyd, is het recht der tienden door gereed geld afgekocht, zodat deze grond naderhand van dezen last is ontheven geworden; doch de landen zyn cynsbaar aan den Heer; die genen uitgenomen, welker eigenaars binnen de heerlykheid wonen; en de belasting moet op den derden dag van ieder jaar, tusschen zons op- en ondergang, op zekere daartoe vast gestelde boete, betaald zyn. » (10). Het document is heel wat waarschijnlijker een vervalsing van een document dat oorspronkelijk op de omgeving van het Vlaamse Oostende betrekking had en waarbij met Bernarduskercha gedoeld is op St.-Bernardsabdij te Hemiksem (net over de grens in Brabant, onder Antwerpen) dan wel op Hemiksem zélf. In die omgeving vinden we naast Schore (bij Middelkerke) ook Blankenberge, Duinbergen (bij Heist), Zuienkerke/Zuinekerke (noordwest van Brugge) en Uitkerke (bij Blankenberge). De ambacht Schore (omgeving Oostende) wordt genoemd in twee grafelijke oorkonden van 1260, waarin aan de St.-Bernardsabdij te Hemiksem vrijdom van schot wordt verleend (11). Albert Delahaye zocht terecht veel in Frans-Vlaanderen, maar hier gaat het waarschijnlijk om een noorderlijker streek, hoewel lang niet zo noordelijk als de omgeving van Alkmaar. Een vergelijkbare naam is Sconrelo, een parochie die in 1270 tienden betaalde ten behoeve van de kruistocht, en die gelegen was tussen de Lier en de IJssel (12). Zie ook onder Groet. |
Noten |
1. Noordhollandse plaatsnamen, t.a.p., p. 74. 2. Woordenboek der Noord- en Zuid-Nederlandse plaatsnamen (De Vries), t.a.p., p. 152. 3. Lexicon van nederlandse toponiemen tot 1200, t.a.p., p. 320. 4. De (mogelijke) betekenis van alle Noordhollandse plaatsnamen van Aagtdorp tot Zwanenburg (Pannekeet), t.a.p., p. 109. 5. Nederlandse plaatsnamen (Van Berkel en Samplonius), t.a.p., p. 208. 6. Zie : Het namenbestand uit de goederenlijst. 7. Diplomata belgica, t.a.p., p. 344-345; zie ook : De oorkonden van Holland en Zeeland tot 1101, tekst 90 : «ęcclesiam Scorla cum IIII appendiciis capellis concessi et in perpetuum possidendam tradidi ut fructus eius ad necessarium vestamentorum usum habeant. De quatuor capellis illis una, Berga scilicet, matri ęcclesię vicina est, tres alię, Sudrekercha, Bernardeskercha, Aldenkercha, ultra aquam Richera sitę sunt in villa Scorlewalth.» 8. Lexicon van nederlandse toponiemen, t.a.p., p. 420, 83-84, 335, 85-86 en 60; voor de plaatsing van Aldenkercha wordt als bron opgegeven : Over de kerk Schoorl en haar vier kapellen / P. Noordeloos. – In : Bijdragen voor de geschiedenis van het bisdom Haarlem, 47 (1929-1931), p. 362-366. 9. vergelijk : De Oude Nederlandse Hervormde Kerk van Noord-Scharwoude. 10. De oorkonden en de kanselarij van de graven van Holland tot 1299, t.a.p., p. 304. Het Cisterciënzers-klooster (provincie Antwerpen) is in 1243 gesticht. 11. Kabinet van Nederlandsche en Kleefsche oudheden (Brouërius van Nidek), t.a.p., p. 153. De genoemde bisschop van Utrecht is Koenraad van Zwaben (1076-1099). 12. Robert Fruin, Verspreide Studiën, deel 6, 1902. |