Egmondse monniken-fantasterij op bestelling ? |
[Aantekeningen voor een onbeslist onderzoek] Inhoud van deze pagina
InleidingDe volgende tekst zou de weergave zijn van een oorspronkelijk in 1198 samengesteld document. Een afschrift kan het niet zijn omdat er in de twaalfde Latijn en geen Nederlands werd geschreven; en er wordt geen gewag van gemaakt dat het om een vertaling zou gaan. Daarin wordt de afstamming gegeven van de Heren uit het Huis van Egmond van niemand minder dan Alexander de Grote en van daar nog verder terug tot Griekse mythologische helden, en, weliswaar onuitgesproken, zelfs tot de oppergod Zeus (1); grootheden die in de twaalfde eeuw in Egmond weinig waarschijnlijk bekend waren.Een negentiende eeuws regest meldt : «965 Brief van Cornelis van Grebber (2), monnik van Egmond, aan Wouter, 12e heer van Egmond (3), betreffende de afstamming der Koningen van Friesland van Alexander den Groote. 1198. Afschrift. z.j. (16e eeuw)». De mythologische geschiedschrijving van de graven en heren van Egmond begint al vroeg : in 1477-1484 schreef Jan van Leyden (Johannes a Leydis) – de Hoekse Haarlemse Karmeliet, vriend van de Brederode’s en na afloop van de Hoekse en Kabeljouwse twisten, van de Egmondse abdij – zijn Chronicon Egmundanum (4); het geval wilde nu dat hij zelf al twijfels had bij de beweringen van de voormalig Kabeljouwse graaf van Egmond omdat deze geen enkel document kon overleggen over zijn vroege afstamming. Bij Jan van Leyden worden er voor de heren van Egmond nog geen Griekse of Trojaanse voorvaderen vermeld. Blijkbaar moest er een Egmondse monnik aan te pas komen om de heer van een oud document te voorzien en hij legde het er gelijk nog wat dikker op. Tenminste, als het zo is gebeurd, want mogelijk is de tekst van later datum. We kunnen ons namelijk afvragen hoe een zestiende eeuwse benediktijner monnik in Egmond er toe kwam iemand afstamming van de Griekse helden toe te dichten (van wie in de twaalfde of dertiende eeuw, en ook nog veel later, in Egmond nog nooit iemand iets had vernomen) zodat de oorsprong mogelijk buiten de Egmondse abdij, en ook wat later, moet worden gezocht. Zou de abdij de bron zijn geweest dan kan de tekst nauwelijks ná 1570 zijn samengesteld, omdat toen de Egmondse abdij sneefde. Handschrift, papier en taalgebruik verzetten zich echter tegen een datering vóór 1570, maar als dat juist is hoort het document ook niet in het abdij-archief, zodat dan de vraag rijst wanneer, hoe en waarom het daarin terecht is gekomen. Een andere veronderstelling, namelijk die van de zeventiende eeuwse Alkmaarse Adriaen Westphalen als schrijver (5) kan worden afgeschreven; een Haarlemse oorsprong is waarschijnlijker (6) zodat er nog wat opzoekwerk over blijft. De Leidse geschiedschrijver Pieter Cornelisz. Bockenberg (1548-1617) (7), openbaar bezoldigd geschiedschrijver der Nederlanden, verwijst naar het document (8), maar de Staten van Holland hebben verzuimd zijn werk uit te geven zodat het enkel in handschrift bestaat in de Koninklijke Bibliotheek; hij schreef onder andere een Kroniek van Egmond, inmiddels meer toegankelijk in een verlate uitgave (9) ; daarin wordt er in de genealogie ‘opgeklommen’ (10) tot Radbout de Vries, maar daar blijft het dan ook bij. Niettemin is de ‘strekking’ duidelijk. Het ‘Kabeljouwse’ werd gênant; het moest ‘Hoeks’ worden vereffend met oudere aanspraken. «Hier en boven soo hebben deze Edele Heeren van Egmond, met de Heeren van Arckel ende Wassenaer, een groot deel van Holland geregeert, met grooter eeren, byna hondert jaren eer Graef Diderik den eersten Graef van Holland in Holland is gekomen.» (p. 6). In de negentiende eeuw waren er nog altijd hoogleraren geschiedenis (die niet noodzakelijkerwijs van mindere kwaliteit waren dan hun huidige opvolgers) die het verhaal voor echt hielden (11), zoals de Utrechtse gereformeerde theoloog en kerkhistoricus prof. Herman Johan Royaards (12). De ‘Club van Egmond’, die zoveel ouds van de abdij nieuw uitgaf, heeft – ongetwijfeld bij gebrek aan belangrijkheid – dit voor de geschiedenis van de geschiedschijving zo belangrijke document niet opnieuw aan de openbaarheid prijsgegeven (13) en een oudere transcriptie is hier ook al niet bekend (we komen terug op de nieuwere van Wim Schmelzer (14)). Men geniete van dit (voor de transcriptie ongetwijfeld verbeterbare) ‘cultureel erfgoed’, waarbij er vele vragen blijven liggen over de vraag vanwaar de schrijver – buiten de door hem genoemde Romeinse schrijver Plutarchus – (veel namen zijn nog nergens terug gevonden) zijn wijsheid haalde en wanneer en in wiens belang hij handelde. Cornelis van Grebber aan Wouter van Egmond«Antwoordt welck ghesch[r]even heeft heer Cornelis van Dat geeft de volgende mythologische stamreeks : 1. Alexander de Grote (voorouders: Carapo en Heracles, zijn moeder uit het geslacht van Neptole, zoon van Achilles uit het geslacht van Hercules), × (1) Roxane, × (2) Statiram “By een vergadert op een winterschen avont”Een Trojaanse afkomst is nog niet te vinden in : Die cronike of die hystorie van Hollant, van Zeelant ende Vrieslant ende vanden sticht van Utrecht / Jan van Naaldwijk. – Gouda : Gerard Leeu, 1478. Het begin bestaat uit een vage veronderstelling (dat is normaal voor mythen; vervolgens wordt het uitgesponnen) : het wapen van de graven van Holland zou hetzelfde zijn als dat van de Trojanen, en die veronderstelling werd eind vijftiende eeuw verbeeld in Haarlem (zie afbeelding rechts) : «Die afcomste van Hollant sal ik vertoonen, Voor het eerst uitgewerkt werd het in 1517 : Die Chronyk van Hollandt, Zeelandt ende Vriesland [Divisiekroniek] / Cornelius Aurelius. – Leiden : Jan Seversz., 1517. Toen dat voor de graven van Holland was vastgesteld, konden de Brederode’s natuurlijk niet achterblijven, want ze beweerden geen bastaarden te zijn van de graven van Holland, maar wettige nazaten (31), en vervolgens gold dat ook voor de Van Teijlingens. Trojaanse afkomst bleef tot in de zeventiende eeuw erg in de mode (32). De Haarlemse katholieke schildersfamilie De GrebberEen kleine genealogie van de Haarlemse katholieke schildersfamilie De Grebber (33):
(Met bijdragen van André Dekker, Anton Fasel, Frank Bakkum, Henk Borst, Wim Schmelzer, Hans van der Himst, ook in noten verantwoord.) |
Noten |
1. Bron : Noord-Hollands Archief (Haarlem); «356 Abdij van Egmond; 2.1.18. Diverse stukken; 840 Brief van Cornelis van Grebber, monnik van Egmond, aan Wouter, 12e heer van Egmond, betreffende de afstamming van de koningen van Friesland en mitsdien van de heren van Egmond van Alexander de Grote, (16e eeuws afschrift)»; dat het om een document uit 1198 zou gaan is uit dit nieuwere regest verdwenen, maar dat het een afschrift zou zijn niet. 2. Cornelis van Grebber : zou een al dan niet bestaand hebbende twaalfde eeuwse Egmondse benedictijner monnik zijn geweest (een abt van die naam is niet bekend); waarschijnlijker een zielsverwant van Klaas Kolyn. De familienaam Grebber is bekend van Pieter de Grebber (Haarlems kunstschilder, ca. 1600-1652/3) en diens vader Frans Pietersz. de Grebber (Haarlems kunstschilder, ca. 1573-1649). Deze laatste zou een oom Cornelis hebben gehad, zie ook Geneanet; zie verderop voor meer. 3. Wouter van Egmond (Kwade Wouter, 1158-1208) : eerste graaf van Egmond; zijn voorgewende voorouders zijn apocrief; zie ook : Egmond; Huis Egmont en : Lijst van heren en graven van Egmond. Voor een uit zestiende en zeventiende eeuwse kronieken samengesteld zeer uitvoerig gedocumenteerd, maar ook goedgelovig verslag over de apocrieve heren van Egmond (en Holland), zie : Afbeeldinge ende Levens beschryvinge van de Heeren en Graven van Egmondt / Samengesteld door Wim Schmelzer (overleden 2017) ; In samenwerking met de Historische Bibliotheek van Jan Lute te Egmond, 2002; digitale versie 2012; Griekse voorouders ontbreken aldaar (met dank aan Hans van der Himst). 4. In vertaling : Kronyk van Egmond, of Jaarboeken der vorstelyke abten van Egmond / Jan Gerbrantszoon van Leyden. – Te Alkmaar : Simon van Hoolwerf, 1739. – 283 p.; tot 1739 was het werk voorbehouden aan mensen die de latijnse taalkunst enigszins machtig waren. 5. De stijl doet denken aan die van de zeventiende eeuwse Adriaen Westphalen (geboren 1623), geen monnik, en waardoor het ‘afschrift’ nog veel jonger zou zijn; zie : Adriaen Westfalen en Simon Eikelenberg / drs. W.A. Fasel. – In : Oud Alkmaar, Jrg. 16 (1992), nr. 2 (april), p. 4-17, en : nr. 3 (september), p. 3-15. In die tijd had elke zichzelf repecterende stad een eigen Adriaen Westfalen, in gelijkende stijl, waartussen het onderscheid moeilijk te maken is, want ze ondertekenden hun knoeiwerk vanzelfsprekend niet. 6. Zie voor de historische omgeving ook : De Brederodekroniek voor Yolande van Lalaing (pdf) / Thijs Porck. – 2009. – Bron: Humanities Commons, en verdere verwijzingen aldaar. 7. Pieter Bockenberg (1548-1617). 9. Chronyck ende historie, van ’t edele en magtige geslagte van den huyse van Egmond lsggende [leggende] in Noord-Holland / [Anthonius Hovaeus, Pieter Cornelisz Bockenberg]. – t’Alckmaer : Gedruckt by Willem van Trier, inde Lange-Straet, op de hoeck vande Houtil inde Vergulde Druck pars., 1696. Eerste druk 1610 of 1630. Eerder verscheen : Egmondanorvm; potentissima Hollandice gentis: historia et genealogia / Pieter Bockenberg, 1589. 10. We gebruiken hier een belast begrip uit de sibbekunde van de kabbalistische Gentse prof.dr. Maurits Gysseling; een begrip dat in de zeventiende eeuw ook al in zwang was. 11. Het wordt nog voor echt gehouden in : Beknopte Geschiedenis van Friesland : In Hoofdtrekken / Wopke Eekhoff. – Te Leeuwarden : W. Eekhoff, 1851. 12. Herman Johan Royaards (Wikipedia, Duitstalig; hij promoveerde bij zijn vader, het is lastig dat niet te vermelden); schreef een voorwoord bij het bovengenoemde werk (Beknopte Geschiedenis van Friesland), waarin hij met weinig nieuw chauvinisme aantekende : 13. Brief, transcriptie met annotaties door Wim Schmelzer. 14. Zie : Egmondse bronnen : Inleiding. Wellicht kunnen de folklorologen Marco Mostert en Jurjen Vis (gezamenlijk of ieder afzonderlijk) er alsnog hun licht over laten schijnen. 15. Alexander de Grote (356-323 v.Chr.) : half-legendarisch koning van Macedonië, zou het Perzische Rijk hebben veroverd tot aan de Indus. 16. Wim Schmelzer leest : zubierte, waarbij hij aantekent : “staat voor onderworpen (subdit is middelnederlands voor onderdaan)”. Dit woord komt enige malen terug. 17. Carapo : het is onduidelijk naar wie hier verwezen wordt; dat geldt evenzeer voor vele volgende genoemde personen. 18. Hercules; Romeinse mythologische held, hier verward met Herakles : Griekse mythologische held; Alexander de Grote zou ook een zoon Heracles (met c in plaats van k ?) hebben gehad. 19. Neptole : bedoeld de Griekse Neoptolomus, zoon van Achilles; niet te verwarren met de Romeinse Neptunus, die we later terugvinden in het Friese Oera Linda Bock als Neef Teunis. 20. Achilles : figuur uit de Griekse mythologie. 21. Hector, figuur uit de Romeinse mythologie; grieks Hektor : zoon van de Trojaanse koning Priamos en Hekabe; werd door Achilles gedood en zijn lijk werd aanvankelijk rondgesleept, maar tegen betaling vervolgens ook weer vrijgegeven. 22. Troije : Troje; mythologische Griekse stad. 23. Roxane : één van de veronderstelde vrouwen van Alexander de Grote 24. Statiram : [Wim Schmelzer leest Natiram] bedoeld : Stateira II, één van de veronderstelde vrouwen van Alexander de Grote. 25. De naam van de vader van Alexander de Grote was Philippus, van een zoon met die naam is niets gevonden; voor het verder onbekend nageslacht wordt geen enkele bron gegeven. 26. Lotharus; bedoeld Lotharius I (Aquitanië, 795 - Prüm, 29 september 855), zoon van Lodewijk de Vrome en Ermengarde van Haspengouw, Rooms-keizer 817-855. 27. Waarschijnlijk niet bedoeld de heren van Wassenaar, maar die van Sassenheim; die moesten iets bewijzen!, en, gezien de fabuleuze aanspraken van de Sassenheimse plaatselijke middenstand, is dat nog steeds nodig. Zie ook : Naamkunde. 28. Plutarchus (verondersteld ca. 46- na 120 na Chr.) : [Wim Schmelzer leest Plucharchum] de enige genoemde bron; Grieks filosoof die onder andere een levensbeschrijving van Alexander de Grote zou hebben geschreven (dus twee eeuwen na diens leven) en daarin volgens Wikipedia beweerde : « Alexander zei dat hij via zijn vader Philippus van de dynastie van de Argeaden afstamde van Temenos van Argos, die op zijn beurt zou afstammen van Herakles, de zoon van Zeus. Via zijn moeder Olympias, van de dynastie van de Aiakiden, zei hij af te stammen van Neoptolemos, de zoon van Achilles ». 29. Deze transcriptie is gemaakt 25 juni 2019; 4 juli werd ontdekt dat Wim Schmelzer al in 2016 een transcriptie had gemaakt; daarvan is dankbaar gebruik gemaakt om wat letters en woorden met vraagtekens in te vullen; blijvende verschillen in lezing zijn aangegeven. 30. Transcriptie Haarlemse reeks uit Wim van Anrooij (red.), De Haarlemse gravenportretten, Haarlem 1997; aangehaald naar : Bijlage 2 bij Willemijn Rozemuller, zie rechts. Voor de vijftiende eeuwse mythe, zie bijvoorbeeld : Jacob Bellaert en Haarlem / Wilma Keesman. – In: Haarlems Helicon : literatuur en toneel te Haarlem vóór 1800 / Onder redactie van E.K. Grootes. – Hilversum : Verloren, 1993, en literatuuropgaven aldaar. 31. Men zie, ter inleiding : Man en paard (Blog van Mario Damen). Zie voor Trojaanse afkomst in 1612, toen de kritiek al kwam: De Canninefaten / Cananefaten en Kennemerland. 1. Inleiding, en voor verdere context: 2. De mythologische Canninefaten. 32. Vergelijk : Ghedenck-weerdigh verhael van den Concinck Bavo, ende andere Princen van Troyen; Hoe sy met hare Familien uyt het Concinckrijck van Troyen, voor, ende naer de leste destructie in Italien, Duytslandt, Vranckrijck, ende inde Nederlanden ghearriveert zijn, ende wat Steden sy ghebout ende bewoont hebben. [en andere lectuur] / By een vergadert op een winterschen avont, door Johan Berthaut van Loo. – Amsterdam : Ghedruckt by Joost Broersz, Boeckdrucker inde Grave-straet, 1635. – 50 p. (Univ. Bibl. Amsterdam (694 H 31) en de Kon. Bibl. Den Haag (447 G 1)) (Met dank aan Henk Borst). 33. De naam De Grebber komt voor in veel kwartierstaten, zie bijvoorbeeld Geneanet (een betere bron is er nog niet).
|
Bron : Noord-Hollands Archief (Haarlem)
(Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw scherm)
De Trojaanse afkomst van de Hollandse graven
De heraut (paneel I), 1486-1495, olieverf op paneel, 225×165 cm, Stadhuis, Haarlem (zie de tekst links)
Herald narrating the origins of the Counts of Holland. Haarlem Town hall, Gravenzaal, first painted panel in the series Counts of Holland (ca. 1486–1491). Oil on panel
Bron : From Chivalric Family Tree to “National” Gallery: The Portrait Series of the Counts of Holland, ca. 1490–1650
Zie ook : Graven naar betekenis : Een zoektocht naar de betekenis van de Haarlemse gravenpanelen / Willemijn Rozemuller. – 2017.
Bron : Delpher; Das Nachlass-Inventar von Claes Lourisz (Van Egmont) / Reiger Hausrat. – In: Künstler-Inventare : Urkunden zur Geschichte der holländischen Kunst des XVIten, XVIIten und XVIIIten Jahrhunderts, Dritter Teil / A. Bredius en O. Hirschmann. – Uitgeverij Nijhoff, 1915-1922. – p. 772-785. Cornelis de Grebber ontbreekt daar.